Eelke Dijkstra

Hieronder het volledige dagboek van mijn “pake” Eelke Dijkstra. Eelke is geboren in 1901 te Anjum en gehuwd met Jitske (Jik) Gros. In 1931 werd hun zoon Jaap geboren. Eelke was een van de eerste chauffeurs bij de Nederlandse Thermochemische Fabriek (NTF) te Suameer. Het dagboek begint met notities van beppe Jitske. De laatste dagboeknotities waren met potlood geschreven en wat vervaagd, vandaar dat er enkele vraagtekens staan bij onleesbare tekst.

Eelke Dijkstra en Jitske Dijkstra-Gros met zoon Jaap

Dagboeknotitie van Jitske Dijkstra-Gros: 10 mei 1940

‘s Morgens was ik opgebleven, toen Eelke vertrok. De chauffeur van buurman die arbeiders naar de werkverschaffing moest brengen, kwam met de lege bus weer thuis en zei, dat de oorlog uitgebroken was. Eelke kwam om 9 uur weer thuis; was tot Sneek gereden en toen vlug terug gekeerd. Nu zouden we dus moeten vertrekken over de Afsluitdijk, want die bevelen hadden we al sinds november van de fabriek (N.T.F.) gekregen. Ik had dus steeds koffers gepakt klaar staan, hoewel ik nooit kon geloven, dat het ooit zover zou komen. Ik pakte haastig nog wat in en wachtte af.

Toen Eelke van de fabriek thuis kwam, mochten alleen de chauffeurs en de wagens weg; gezinsleden moesten thuis blijven. Hiervan was het gevolg dat de chauffeurs niet wilden en dus allen thuis bleven. We wachtten angstig af, wat er verder zou gebeuren. De volgende dag vertelde de radio, dat de drie noordelijke provincies niet zouden worden verdedigd. Wij hadden het gevoel, dat we aan ons lot werden overgelaten. Vrijdag waren de Duitse troepen reeds te Quatrebras en trokken in eindeloze rijen op naar Leeuwarden. Zaterdag trok hier veel cavalerie langs, er gebeurde niets. We hadden het ons heel anders voorgesteld. Veel soldaten lieten het oog op Jaap vallen, die een gebroken arm had. Ook de volgende dagen trokken veel troepen door. Buurman was niet thuis, hij moest voor het Nederlandse leger troepen over de Afsluitdijk brengen en had geen gelegenheid, om weer terug te komen. Hij bleef bij de troepen en beleefde bange dagen. De vrouw was met de kinderen naar Leeuwarden vertrokken. De laatste oorlogsdag begon de fabriek weer te draaien. Eelke moest tot bij Wons rijden. Maar hij is niet verder gegaan, omdat daar gevochten werd. Venema van Hardegarijp sneuvelde daar. Wat waren we blij, dat de gevechten spoedig een einde namen. Na korte tijd kwamen de berichten binnen van onze soldaten en gelukkig kwamen bijna allen terug. Wij waren nu een bezet land. Hier en daar hadden de Duitsers posten, zo ook in Noordbergum. Daar gingen de Noordbergumers iedere week heen, om gezellig met hen samen te zijn, er werden ook films vertoond.

Wij luisterden steeds naar de Engels zender, die erg gestoord werd. Meestal stond er iemand buiten, om op te letten of er geen verraad in de buurt was. Aan de fabriek kwam een Duitse directie. Er vonden arbeidsappels en arbeidsfeesten plaats. Eelke werd gedwongen om sociale voorman te worden. Na drie maanden heeft hij het gewaagd, om het baantje erbij neer te leggen. Hij moest steeds vergaderingen met NSB’ers bijwonen en verschillende cursussen volgen, dingen waarvoor hij bedankte en dus slecht naar de zin van de directie waren. Wij moesten ook koperen voorwerpen inleveren, enkele voorwerpen brachten we in, het andere werd verstopt. Soms was er eensklaps fietsenvordering, dan verstopten we die ook zo goed mogelijk, maar Pake raakte zijn oude fiets kwijt. De beide nieuwe waren goed verzegeld en ook die van Eelke en mij waren bij Pake verstopt. Hier kwamen veel luchtgevechten voor. Eerst werd het vliegveld Leeuwarden gebombardeerd. Vaak zijn we ‘s nachts op geweest door de luchtgevechten. Eens kwam een Engels vliegtuig neer; de motor lag op Tussendijken, andere gedeelten bij het Meer (Bergumermeer). Hier en daar lag een lijk of een gedeelte van een lichaam. De mannen zijn later op het kerkhof ter ruste gelegd. Veel mensen waren gekomen om de begrafenis bij te wonen, maar we werden allen van het kerkhof verwijderd. Toen de Duitsers weggingen, werden er veel bloemen gebracht. Op een nacht is ook de boerderij van Liezenga afgebrand door brandbommen uit een vliegtuig. Ook op de Zomerweg vielen bommen, maar de meesten gelukkig in het land.

In 1944 kregen we inkwartiering. ‘s Morgens om half zeven was het dorp vol Duitse bussen. Ik heb buurman nog gewaarschuwd voor de radio, samen hebben we die toen onder de vloer geborgen. Het was namelijk verboden om een toestel te hebben, die moesten ingeleverd worden. Om half acht had ik al drie man in huis en toen Eelke ‘s middags thuis kwam, waren ze juist bezig om zich eenmansgaten te graven. Het waren jongens van 17-18 jaar, Kriegsmarine, totaal vergiftigd door Hitler propaganda, maar in huis netjes en beleefd. Het waren H.W.J. uit Saarbrucken, U. uit Amberg, H.P.H., bijgenaamd Thomas, een Rijksduitser uit Tilburg (volledige namen bij webmaster bekend). Ze werden erg genegerd en kregen weinig en slecht eten. Na drie weken werden de jongens van de Noordersingel in de schuur van Bosgra ondergebracht en in de huizen van Grondsma, Boersma en Dantuma, ondergedoken gemeente-ambtenaren. Vader en Moeder hadden ook twee; later werden ze een doorreisadres en hadden een enkele maal slechts inkwartiering. Na drie maanden, in oktober, vertrokken ze naar Leek. Jochum was later weer in Veenwouden en kwam ons nog weleens opzoeken. Ze zijn naar het Oostfront vertrokken.

Jaap was vrij van school want die was gevorderd. Enkele lessen werden in andere gebouwen gegeven. De bewaarschool was het ziekenhuis, later Glinstra State ook. Later kwamen er verschillende dwangmaatregelen; de fabriek wees mannen aan, die moesten kabelgraven, ook Eelke was daarbij. Maar hij heeft het niet lang gedaan, toen ging hij aardappelrooien aan het Wildpad. Daarna kwamen de meldingen voor Drenthe, Eelke ging in de ziektewet om zijn schouder en kreeg ‘s nachts nog een vrijstelling. Ik ben naar Leeuwarden geweest voor een doktersadvies, maar dit lukte niet. Op een kwade dag kwam er een opdracht dat de chauffeurs moesten rijden om koffie en thee te vervoeren van de Douwe Egberts-fabrieken in Joure naar Sneek. D. Blom, J. de Vries en Eelke weigerden deze opdracht uit te voeren en dus moesten zij zogenaamd duiken. Een week daarna werd Eelke door de Duitsers gearresteerd.

Dagboek van Eelke Dijkstra

Dagboek te beginnen vanaf half september 1944.

Nadat de spoorwegstaking een poosje geduurd heeft, wordt het spoedig voor verschillende bedrijven moeilijker om de zaak op gang te houden. Zo ook met de N.T.F. Het begint met de moeilijkheid voor de transport auto’s. De benzine wordt steeds schaarser. Het gevolg hiervan is, dat er zo weinig mogelijk wagens kunnen rijden en de ophaaldienst wordt gereorganiseerd, d.w.z., dat we niet alle dagen de verschillende gemeenten kunnen afwerken. Dus worden de kadavers in de reeds geplaatste bergplaatsen gedeponeerd en blijven daar enkele dagen liggen, voordat ze voor destructie worden opgehaald. Zo werken we nog door en hoewel door het langer liggen alles erg begint te rotten, wat niet bevorderlijk is voor de hygiëne, kan het bedrijf toch nog behoorlijk doordraaien. Steeds echter wordt de benzineschaarste erger en de E-wagen wordt voorzien van een gasgenerator. Blom komt er mee te rijden en beleeft er eerst veel ellende mee. Nog steeds wordt het erger met de benzine en de V-wagen moet dienst doen, daar er nog wat gasolie voorradig is. De laadbak van de B-wagen wordt hierop geplaatst. Maar dan komt de kolenschaarste en dreigt de fabriek met stopzetting. Mijnheer Droste hoopt nog op een zending maar helaas, die hoop blijkt ijdel en na enkele dagen is het een voldongen feit en de N.T.F. staat stop, na een tijd van werken van ruim achttien jaren. Arbeiders moeten om ander werk zien en vanaf dien tijd breken ook voor mij de moeilijkheden aan, welke ik hier in zoo goed mogelijke volgorde vertellen zal.

We leven allen in de hoop, dat de oorlog spoedig eindigen zal, daar er in andere landen fel gevochten wordt en de geallieerde legers de Nederlandse grenzen naderen. Dan komt de eerste verandering van werkkring en ik moet kabelgraven voor de Wehrmacht, tussen Hardegarijp en Tietjerk. We hebben het niet zwaar en werken zeer langzaam. Nadat ik dit ongeveer een week gedaan heb, wordt ons medegedeeld, dat degene, die ander werk kunnen krijgen, vrij mogen van kabelgraven. Ik ga dan de volgende dag naar mijn neef onder Twijzel om te helpen met aardappel rooien. Dit duurt ongeveer een veertien dagen en dan breekt de tijd aan, dat men niet veilig meer bij de weg is vanwege de razzia’s. Dus durf ik mij niet geregeld meer op de weg vertonen en blijf thuis. De grond wordt echter steeds warmer. Daar ik veel last van mijn schouder heb, vervoeg ik me bij de dokter en kom in de ziektewet. De eerste dag komt er bericht, dat de N.T.F. koffie en thee vervoeren moet met de kadaverauto’s. Daar ik in de ziektewet ben, kan ik dit werk niet mee verrichten. De auto’s worden op de weg Joure-Sneek door Engelse vliegtuigen beschoten. Drie wagens worden vernield en Andringa moet het met de dood bekopen. De Jong-Boersma, Popma en Kamminga komen met de schrik vrij. Enkele dagen nadien, vertrouw ik mij niet langer en ga een week naar Ee. Ik help daar mijn neef met boerenwerk. Echter ook in de Dongeradeelen beginnen ze met huiszoekingen, razzia’s enz. Dus daar ook niet meer veilig, ga ik maar weer huiswaarts. Dan een week nog thuis en dan op Zondag 12 november krijgen we inkwartiering van 4 Duitse militairen. Nu wordt het mij te bar en ik vertrek naar mijn schoonouders.

Dinsdag 14 november 1944

Zondags en ‘s Maandags blijft alles rustig tot Dinsdags de 14 November, mijn ongeluksdag, aanbreekt. ‘s Middags 12 uur vraagt Grootmoeder of ik Vader roepen wil, daar het etenstijd is. Ik ga naar buiten en juist in de deur aangekomen komt Vader om de hoek. Hij ziet mij, geeft mij een teken met de hand, en zegt “weg Eelke”. Vlug duik ik terug in het hok, naar de loods en dan in de kast achter het bed. De Duitse militair, die bij Vader was, heeft mij met een schim gezien en vindt mij. Hij vraagt mij naar de papieren, welke ik hem laat zien. Niettegenstaande mijn vrijstelling, moet ik toch mee. Mijn vrouw is intussen ook gekomen en met zijn drieën gaan we naar huis, om de koffer, welke al klaar stond, daar mijn voorgevoel mij steeds bij was, dat ik eens gepakt zou worden, op te halen. Daarna moet ik met de militair mee, welke mij naar de woning van Boschgra brengt. Hier blijf ik een uur onder bewaking. Daarna word ik onder geleide naar Glinstra State gebracht, om door de commandant verhoord te worden. Het verhoor levert weinig op, daar ik anders niets op mijn geweten heb, dan dat ik mij voor de laatste keer niet gemeld heb.

Nadat ik een uur gewacht heb, vraagt een Duitser mij of ik konijnen slachten kan. In die tijd komt mijn vrouw om de deken te brengen. Ik vraag haar te spreken, maar het wordt geweigerd, wanneer ik echter genegen ben om de konijnen te slachten, mag het wel. Dus wordt dit aangenomen en kan ik op die manier nog een uur met mijn vrouw spreken. De Duitsers roepen telkens dat ik morgen naar huis ga, maar dit is natuurlijk bedrog. ‘s Avonds in de kamer bij de Duitsers, worden nog drie jongens uit Garijp binnen gebracht. Eén ervan is geschoten en heeft een kogel in zijn hak. Hij blijft op Glinstra State. Om elf uur worden de twee andere Garijpers, Pander en Hooijenga, met mij naar de cel gebracht. We worden met een eind touw, als de grootste misdadigers, aan elkaar vastgebonden en zoo naar de cel getransporteerd. Als de militairen, welke ons begeleiden, vertrokken zijn, komt vrouw Kobus en brengt ons een boterham met een kop koffie en zet de verwarming aan. Dan gaat het licht uit en ‘t luikje wordt gesloten. De eerste duistere nacht tegemoet. Wat zal er verder volgen?

Woensdag 15 november 1944

Pander van Garijp en ik zitten in een cel. We moeten met zijn beiden op een brits van ± 1 Meter breedte slapen. Het slapen wordt dan ook weinig en ik ben blij als ‘s morgens het luikje in de celdeur opengaat en Vrouw Kobus ons een beker melk komt brengen. De vriendelijkheid van deze vrouw zal ik nooit vergeten en wordt door mij ten zeerste gewaardeerd. Ze zegt ons, dat we om acht uur door de Duitsers worden gehaald, om naar Leeuwarden gebracht te worden. Mijn vrouw zal nog even gewaarschuwd worden. Acht uur gaat de deur open en twee Duitsers van de S.D. brengen ons naar de gereedstaande auto van Bosgra. Mijn vrouw en zoon zijn intussen gearriveerd en dus kan ik afscheid van hen nemen. Als het, naar de zin van de commandant, te lang duurt, zet hij zijn schouder tussen ons in. Pander laten ze vrij, omdat hij bereid is, voor de Wehrmacht te varen.

Hooijenga, de gewonde Garijper en ik worden achter in de auto geplaatst en dan gaat het naar Leeuwarden. Bij het gebouw van de S.D. wordt gestopt. De commandant gaat met onze papieren naar binnen en wij blijven wachten, onder toezicht van een S.D.’er. Na een kwartier komt de commandant terug en worden wij naar het huis van bewaring gebracht. Aldaar aangekomen, werd ons alles afgenomen, namen genoteerd, de maat genomen, enz. De bewakers alsmede het hogere personeel blijken goede Nederlanders te zijn en we worden dan ook gerustgesteld en vriendelijk behandeld. Ik kom eerst alleen in een cel. Na verloop van twee uur, begint mij dit danig te vervelen en ik druk op een knop van een in die cel aanwezige elektrische bel. Na vijf minuten verschijnt een bewaker. Hij vertelt mij, dat ik naar een andere cel word overgebracht, waar meer van die gelukkige mensen zijn. En dan even later verschijnt de bewaker weer en brengt mij in een cel bij negen anderen. Ze stellen zich als volgt aan mij voor:

van Meekeren – Huizum

A. Bokslag – Harlingen

D. Meindersma – Leeuwarden

Huijing – Leeuwarden

K. Bulthuis – Leeuwarden

H. Bergsma – Huizum

A.Barendregt – Rotterdam-zuid

B.A. van Apperloo – Rotterdam-zuid

D. de Vries – Drachten

Het blijken allemaal nette mensen te zijn en ik word erg hartelijk door hen ontvangen. We zijn dan ook spoedig heel grote maatjes met elkaar en er ontstaat tussen ons een hechte kameraadschap. Mensen in nood komen dadelijk tot elkaar. We brengen de dag om met dammen, lezen en wandelen. Dit wandelen bestaat in almaar heen en weer lopen in de cel, welke ongeveer zeven bij vijf is. ‘s Avonds telefoneren wij met de mensen in de naast gelegen cel. Dit gaat op de volgende manier. van Meekeren gaat op zijn knieën liggen in de hoek van onze cel, legt zijn oor op de verwarmingsbuis en dan hoort men het volgende: “Hallo, hallo, ja, met van Meekeren. Zijn er vandaag nog nieuwe gekomen? Ja, hier een Dijkstra uit Bergum… Ja, door de S.D. van huis gehaald. Ja, een dikke veertig jaar. Ook nog een Hooijenga. Neen, verder geen nieuws. Bel zeven uur nog even. Tabee hoor.”

Van Meekeren komt weer overeind en vertelt dat in de cel naast ons, weer twee zijn binnengebracht uit de omgeving van Eernewoude. Halfnegen moeten we slapen. De bewaker opent dan de slaapcel, waarin vier kooien zijn, welke weer apart worden gesloten, terwijl er zes britsen voor de grond zijn uitgespreid. We ontvangen ieder twee wollen dekens en een laken. Het licht blijft nog een half uur branden en dan moeten we slapen. Een van mijn celgenoten heeft echter wat tabak naar binnen gesmokkeld, er wordt een stukje papier opgezocht en spoedig is er een sigaret in elkaar geflanst. Hij gaat net als de vredespijp, bij allen rond, totdat het laatste peukje opgerookt is. Een slaap lekker kameraden, en wij gaan slapen.

De volgende morgen om halfzeven worden we door de bel gewekt. Opstaan, kleden en wassen is spoedig gebeurt en dan is het boterham eten. We krijgen koek met een blokje weikaas. Het smaakt goed, want we zijn hongerig, maar roggebrood met spek smaakt natuurlijk beter. Om tien uur worden we gelucht. We mogen dan naar buiten, natuurlijk ook weer in een afgesloten ruimte. De kameraden van mij krijgen een sigaret, ik raak er bij door, daar men de eerste drie dagen daar geen recht op heeft. Even voor twaalf uur worden we weer gelucht. Tweemaal per dag een kwartier. ‘s Middags eten we erwtensoep en verder wordt de middag weer doorgebracht met dammen, lezen en heen en weer lopen. De volgende dag is gelijk aan de vorige, alleen wordt er een scheerapparaat met bijbehoren gebracht en kunnen we ons weer wat opknappen. Daar het mesje erg bot is, wordt het een pijnlijke geschiedenis en er rollen lelijke woorden door de cel.

Zaterdag 18 november 1944 

Dan volgt de zaterdag. Nadat we zijn opgestaan en onze boterham genuttigd hebben, komt om half acht een bewaker met de mededeling, Dijkstra E. Bergum moet zich klaar maken, gaat negen uur op transport. Aan de ene kant was ik blij, daar ik graag tussen de vier muren vandaan wil, aan de andere kant spijt het mij, daar ik mijn kameraden moet verlaten. Ik neem hartelijk afscheid van hen. Weinig vermoedde ik toen, dat ik v. Meekeren en de Vries voor het laatst zag. Enkele weken later vernam ik, dat de beiden waren gefusilleerd, in de week, volgende op dien, toen ik afscheid van hen nam.

Ik verdween dus uit de cel. Een bewaker nam me mee naar een ander vertrek waar allemaal koffers en dekens waren samengebracht. Ik kon mijn eigendommen hier uitzoeken, wat gauw klaar was. Er werd mij toen opgedragen dat ik moest nazien of er niets uit mijn koffer ontvreemd was. Alles bleek in orde te zijn. Ik ontving toen mijn horloge, portemonnaie, enz. Nadat ik alles terug ontvangen had, en hiervoor mijn naam moest plaatsen, kon ik naar onderen gaan in de zogenaamde wachtkamers. Hier waren eenendertig mannen, welke met mij op transport moesten. Overal kwamen ze vandaan. Bolsward, de Bildt, Holland, ja te veel om op te noemen. Na een goed half uur verschenen er twee Duitsers, welke ons op barse toon gelasten, om naar buiten te gaan. Er staat een gesloten vrachtauto klaar, welke ons moet vervoeren. We zijn allen ongerust, daar het transport, dat voor ons weggegaan is, naar Delfzijl zijn gebracht en vandaar naar het Duitse eiland Borkum.

We worden dan in de vrachtauto geplaatst, of beter gezegd, “getrapt”, daar telkens als er weer eentje bij de klap opgaat, een Duitser zijn voet in de rug van de betrokken persoon plaatst en hem een flinke trap achterna geeft. Het gevolg hiervan is, dat sommigen niet al te zachtzinnig voorin terechtkomen met open scheenbenen enz. Ik blijf achteraan en kom op die manier, achter in de auto terecht en krijg geen trap achterna. We krijgen geen geleide in de wagen, maar een luxe auto met drie gewapende S.D.-mannen komt achter de onze aanrijden. We vertrekken dan in de richting van de Groningerstraatweg. Op het eind van de Bleeklaan aangekomen gaat het in de richting Groningen verder. Toch zitten we in spanning waar het naar toe gaat. Gaan we naar Drenthe, dan zullen we waarschijnlijk te Quatrebras opdraaien in de richting Bergum. De auto gaat echter rechtdoor en dus gaat het richting Groningen. We worden nu toch erg ongerust, dat we naar Delfzijl gaan en dan verder op.

Even voorbij Twijzel, krijgt de luxe auto, welke ons begeleidt, pech en blijft staan. Met claxongeloei proberen ze de chauffeur van onze auto, attent te maken, maar deze hoort het schijnbaar niet, tenminste hij rijdt door. De pechvogels beginnen dan hun revolvers in de lucht af te schieten, maar zonder resultaat. Onze wagen rijd door en we zijn, daar de weg aldaar een bocht maakt, uit het zicht verdwenen. We zijn nu zonder begeleidde, de chauffeur heeft geen controle over ons daar een tussenschot hem belet, achter in de auto te kijken. Dus is er een mogelijkheid om te ontvluchten. Zullen we van de gelegenheid gebruik maken? Er blijft echter een groot risico dat de begeleidende auto ieder ogenblik weer kan tevoorschijn komen. Er wordt dan gezamenlijk besloten, deze risico niet te nemen en we blijven dus rustig afwachten, hoe het lot verder over ons beslissen zal. Even voorbij Grijpskerk komt de luxe wagen weer tevoorschijn. Hij passeert ons en geeft de chauffeur van onze wagen het stopteken. Nadat hieraan voldaan is, komt er een S.D’er bij ons achter in de auto. Het blijkt niet een van de minsten en hij verteld ons dat wij naar Vries gaan in Drenthe. Dit geeft ons weer wat meer moed, maar we vertrouwen het nog niet helemaal.

Als we in de stad Groningen aangekomen zijn en het station passeren, zwenkt bij de eerste viersprong de auto rechtsaf, Helpman in. We weten nu dat we niet naar Delfzijl gaan, maar Drenthe in. Er valt ons een pak van het hart en we worden dadelijk veel vrolijker. Dat gevaar is weer voorbij. We moeten even over de viaduct, stoppen bij een S.D.-post en dan gaan we verder in de richting Assen. In Vries zwenkt de auto naar links en hier wordt bij een villa gestopt. We moeten zitten blijven en na een kwartier rijden we weer terug. Het is inmiddels twee uur geworden en we beginnen honger te krijgen. Ook zijn we erg koud, daar het waait en voortdurend regent. Bij de Punt, waar de weg afbuigt naar Ide, wordt weer gestopt en nu moeten we uitstappen. We worden nu in rijen van drie geplaatst en dan worden ons de krijgsartikelen voorgelezen. Ontvluchten en poging tot ontvluchten wordt gestraft met de kogel. Dan klinkt het commando “voorwaarts mars” en zoo gaat het in gesloten colonne, onder stromende regen, in de richting Ide. In Ide aangekomen worden we in de gemeenteschool ondergebracht. Het is een tamelijk groot gebouw met vier lokalen met een grote lange gang in het midden. In dezen gang worden we op een rij geplaatst en dan moeten we onze persoonsbewijs inleveren. Sommigen trachten door een leugen het te behouden, wat enkelen een klap in het gezicht bezorgd. Lokaal 1, 3 en 4 zijn reeds bezet en zo krijgen we lokaal twee aangewezen om hierin door te brengen. We moeten eerst alles schoonmaken en van schoon stro, het welk van de boeren gevorderd wordt, voorzien. Als dat alles gebeurd is, zocht ieder een plaats.

‘s Avonds zes uur krijgen we ieder een koek met een stuk boter en worst en nu kunnen we onze hongerige magen eerst vullen. De kachel brand goed en het is er lekker warm. het is echter moeilijk om onze dekens, welke nat geregend zijn, voor de nacht droog te krijgen. om acht uur ‘s avonds komt meester Feddema, een onderwijzer uit Akkerwoude welke ook gesnapt is, die al een paar weken voor ons gekomen is en in het vierde lokaal huist, vragen om in het vierde lokaal te komen. De jongens hebben daar een z.g. cabaretavond onder elkaar georganiseerd, zang, declamatie enz. Zes van mijn kameraden en ik, maken van de uitnodiging gebruik en we hebben werkelijk een gezellige avond met onze nieuwe kennissen . Voor we het weten is het elf uur en dus wordt het tijd, om onder de natte dekens te kruipen. Met een “slaap lekker, kameraden”, begeven we ons ter ruste.

De eerste nacht in dit lustoord. Hoe vele nog? Nu volgt eerst een lijstje van mijn kamergenoten:

J.T. Hiemstra: Leeuwardervaart, Bolsward

Sj. van Dijk: L. Vrouwenparochie – 210

S. v.d. Woude: Oude Bildtzijl – 466

S. Abma: Burgwerd – 92

L. Herrema: Hallumerhoek – 309

Herrema: Hallumerhoek – 309

Joh. v.d. Tuin: IJkoleienstr. 2A I, centrum, Amsterdam

Jac. Dijkstra: Oosterweg 197, St. Annaparochie

Meester Feddema: Akkerwoude

Douwe Buma: Oude Turfkade 16, Bolsward

Arie Voetel: Ruischstr. 109 (2), Amsterdam-Oost

L. Holwerda: Hardegarijp – 46

Thijs Slager: Marum – 239

Jelle Slager: Marum – 269

J.M. Tauber: v. Oldebarneveldstr. 44, Amsterdam-West

Rein Spijkstra: Zw. Haan, St. Jacobiparochie – 840

Piet Wiersma: Vrouwebuurt – winkelier

M. Laurens: Maria Louisestr. 17, Sneek

H .van Leeuwen: Zomervaart 120 rood, Haarlem

E.de Vries: Zwarte Haan, St. Jacobiparochie – 827

Kuiken: Zwarte Haan, St. Jacobiparochie – 828

K. Kuiken: Zwarte Haan, St. Jacobiparochie – 828

Siebe Dijkstra: Zwarte Haan, St. Jacobiparochie – 839

Pieter Hiemstra: Wijnaldum – 82

v.d. Velden: Lippenkerkstraat 114, Enschede

Oepke v.d.Schoot: Ontginning o/d Oldeholtwolde

Jan Baas: Ontginning o/d Nijeholtwolde

Douwe Bakker: Oranjewoud

Sieb Smilde: Hoofdstraat 12, Heerenveen

Pieter Galama: Welsrijp A. Beuckens: Spannum

W. v.d. Brug: Spannum-38

Douwe Hettinga: Irnsum – 32

Bouke Jorna: Workummervaart I,Bolsward

Wim Nielen: Zijlstraat 43 ,Haarlem

Riemersma: Vrouwenparochie

L. v.d. Molen: Vrouwenparochie – 213

H. Bergsma: Sportlaan 18, Huizum

Jan Loonstra: Oudebiltdijk 805, St. Annaparochie

Samen dus 39 personen.

19 november 1944 

Zondagmorgen vijf uur staat Herrema op en zet de kachel aan. Hij maakt hierbij heel wat lawaai en dus zijn allen spoedig wakker. Opstaan en wassen, dan boterham eten en daarna komen de Duitse bewakers op de gang. Ze doen anders niet dan maar roepen van “Aantreden” met de nodige dreigementen en spoedig staan wij op het schoolplein in colonne van drie bij drie opgesteld. Dan klinkt het commando “Mars” en daar marcheert de strafploeg uit Ide naar de arbeid, meehelpen om de provincie Drenthe grondig te vernielen. We moeten ongeveer een uur lopen eer we bij het werk zijn. Het land is daar ter plaatse erg drassig en velen met lekke schoenen en klompen zijn dan ook spoedig doornat. Het is koud en regenachtig weer en we staan dan ook te bibberen van de koude. Loopgraven maken staat op het programma, maar niettegenstaande het vloeken en schelden van de bewakers, wordt er weinig gearbeid en saboteert ieder zo hard hij maar kan.

Twaalf uur verschijnt de etenswagen en krijgen we allen een halve liter pap. Het smaakt goed en en dus is dit spoedig verorberd. Dan is het weer werken tot ‘s namiddags vier uur. Opstellen en tellen duurt lang, daar de Duitsers doodsbang zijn, dat er sommigen gevlucht zijn. Als alles in orde blijkt te zijn, kunnen we afmarcheren. Vijf uur zijn we weer in school. Dan boterham eten en verder kaartspelen, dammen enz., sokstoppen, jas naaien en meer van dergelijke werkzaamheden. Tien uur gaan we ter ruste. In de tijd tussen 20 en 27 november vertrekken enkelen uit ons lokaal met een vrijstelling naar huis, o.a. boer Hiemstra uit Bolsward en Visbeek uit Hallum. In die tijd zijn weer anderen gekomen, o.a. dominee Kasemier uit Marrum en vier andere heren. Ook is mijn neef Teake Meindersma uit Ee in de strafploeg ondergebracht.

27 november 1944 

De zevenentwintigste november is een goede dag voor mij. Als we van het werk in school aankomen, ziek ik mijn vrouw in ons lokaal zitten in druk gesprek met dominee. Ik ben natuurlijk erg blij haar weer te zien. We mogen in café Timmer onze bezoektijd doorbrengen en hebben daar twee uur gezellig doorgebracht. Ik hoor, dat thuis alles goed gaat. Als de bezoektijd afgelopen is, gaan we ieder weer een kant uit.

28 november 1944

De volgende morgen vroeg komt mijn vrouw afscheid nemen. Ze krijgt een zware tocht, want het waait hard en op de middag begint het nog te regenen. We werken de halve dag vanwege de regen. ‘s Middags hangen we wat om in een oude schuur. We zijn nat en koud en zijn blij als het vier uur is en we naar de school kunnen terugkeren. Bij aankomst blijkt dat er weer een nieuw transport is binnengebracht. Hierbij ontmoet ik L. Holwerda uit Hardegarijp, A. Hoekstra, J. Kuipers uit Bergum en S. Nicolai van Suameerderheide. We zijn de gehele avond bij elkaar want we hebben elkaar heel wat te vertellen. Ik ga tien uur weer naar mijn lokaal terug en na een vriendschappelijke worsteling tussen dominee en een andere heer, gaan we slapen.

29 november 1944 

De volgende dag is het mooi weer, wat de arbeid zeer veraangenaamt. Op de namiddag wordt Karsten, een Amsterdammer van negentien jaar, door een bewaker uitgevloekt, omdat hij een bevel niet opvolgt. Bij aankomst in het Lager wordt hij door de commandant afgeranseld. We bijten op onze tanden, maar kunnen niets tegen deze onmenselijkheid uitrichten.

30 november 1944 

De daaropvolgende dag werk ik tot ‘s middags 15.30 uur. Ik heb nl. veel last van mijn schouder en meld mij voor de dokter. Om vijf uur moeten we daarvoor in Vries zijn. We zijn met ongeveer twintig man, waaronder ook mijn neef T. Meindersma. Bij aankomst zit de wachtkamer al vol. Na een uur wachten komt het bericht, dat de dokter ziek geworden is. Als het erg druk is, gebeurt dit wel meer, horen we. We moeten onverrichter zake terugkeren. Een Duitse O.T.’er stelt mij verantwoordelijk, dat alle twintig man in de school terugkeren. Gebeurt dit niet, dan word ik geschoten of afgeranseld. Het is erg duister en spoedig zijn we maar met zijn drieën meer. Dus geen aangenaam vooruitzicht. Het eerste dreigement maak ik mij niet ongerust, maar wel over het tweede.

Zeven uur zijn we weer terug, maar er missen nog vijf. Om acht uur komt de Lagerfuhrer mij melden, dat ze allemaal terug zijn. Dus ik kan weer gerust zijn. Holwerda heeft zijn vrouw op bezoek. ‘s Avonds horen we dat in het derde lokaal ongedierte voorkomt. We besluiten om de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen door goed op zindelijkheid te letten en geen kameraden uit dat lokaal in het onze toe te laten. Verder moeten we maar weer afwachten.

1 december 1944 

Ik blijf de volgende dag weer thuis, daar mijn schouder erg pijnlijk is. Om ‘s middags twaalf uur moeten Herrema, van Leeuwen en ik het eten ophalen van De Punt. In café Jager drinken we koffie en Van Leeuwen, die pianist is, speelt piano. We voelen ons dit ogenblik als vrije mensen. Op de terugreis lopen we bij de molenaar aan en tikken twee roggebroden op de kop. als we met het eten in de school aankomen, staan de anderen al te wachten. Ik zie kans door voor de tweede maal in de rij te sluipen, een dubbele portie te bemachtigen. Het is erwtensoep en het smaakt lekker.

Om twee uur komt de tijding, dat we niet naar de dokter kunnen, daar deze nog ziek is. Drie uur het tegenbevel, dat we wel naar “de dokter” moeten. We gaan maar weer welgemoed op stap naar Vries. Als we bijna in Vries zijn komt de Sanitäter ons tegemoet met het bericht, dat we wel terug kunnen gaan, daar de dokter niet aanwezig is. Het is hier alles bevel en tegenbevel. Vijf uur zijn we weer in de school. Hier wordt ons meegedeeld, dat morgen allen op het werk moeten verschijnen, ziek of niet ziek. Maar afijn, we hebben er toch weer een vrije dag uitgehaald en dat is hoofdzaak.

2 december 1944

De volgende dag regent het. We vertrekken naar het werk, maar worden in een schuur binnengebracht. Daar volgt, daar het zaterdag is, de loonbetaling. Hierna worden er namen afgeroepen van hen, die een vrijstelling ontvangen. Ook mijn vriend Herrema, de smid, is een van de gelukkigen. Met tranen in zijn ogen neemt hij afscheid van mij. ‘s Middags twee uur wordt het droog en moeten we weer aan de arbeid. ‘s Avonds bij thuiskomst van het werk, blijkt er weer een nieuw transport te zijn binnengebracht. Hierbij zijn weer twee Bergummers nl. Jurjen de Vries en Tjipke Veenstra. We zitten een uurtje gezellig te praten. ‘s Avonds komen er zes anderen bij ons in het lokaal, daar het boven te vol wordt. Het zijn L. Holwerda, O.J. de Schoot, J. Baas, D. Bakker, S. Smilde en Arie Voetel. Voetel is een rasechte Amsterdammer, hij wordt mijn slaapje. Een gezellige en goede kameraad. Ik ontvang nog twee brieven, een van huis en een van Dirk Rozendaal. Het blijkt, dat in Bergum alles in orde is.

3 december 1944

Zondag de derde december gebeurt er niets bijzonders. We werken de gehele dag en bij thuiskomst verzorg ik mijn correspondentie. Daarna brengen wij de zondagavond ten einde met kaartspel.

4 december 1944 

Gisteravond heeft zich een van de gevangenen gesmeerd. Hij heeft stilletjes een rijwiel uit de gang genomen en is zo vertrokken. Vanmorgen waren de Duitsers in een peststemming. Er wordt echter niet gewerkt daar het aanhoudend regent. We hebben vanmorgen van negen tot vijftien uur in een schuur gestaan, toen snert gegeten en daarna weer naar de school vertrokken. Vanmorgen om vijf uur zijn er vijftig man, onder geleide van een Duitser, naar Groningen vertrokken om ontluisd te worden. Zeven uur ‘s avonds waren ze weer thuis. Bij telling bleek, dat er een persoon ontvlucht was. Dat is dus twee in twee dagen. De commandant was woedend. ‘s Avonds gaan we maar weer wat kaarten. De dokter uit Vries is zopas geweest en heeft difteritis geconstateerd bij een der gevangenen.

5 december 1944 

Ga ‘s morgens niet naar het werk, maar meld mij ziek vanwege mijn schouder. Er zijn nog negen zieken bijgekomen. ‘s Middags kopen we een konijn voor twintig gulden en een pond boter voor dertig gulden plus de nodige aardappelen. Het gehele gevalletje brengen we naar een boerenvrouw, die voor braden en koken zorgt. ‘s Middags om twee uur halen we het diner op. Twintig man doen aan de maaltijd van een dikke zestig gulden mee. Duur, lekker, maar veel te weinig. Vier uur moeten we naar de dokter, maar onderweg krijgen we bericht, dat de dokter er niet is en dus gaan we weer terug.

‘s Avonds maken we in ons lokaal een gezellig onderonsje vanwege St. Nicolaasavond. Om tien uur wordt deze gezelligheid echter wreed verstoord door het bericht, dat er weer een gevangene ontvlucht is. De Duitsers zijn spoedig aanwezig. We moeten nu verschillende groepen van tien vormen. Een van deze tien wordt verantwoordelijk gesteld voor de negen anderen. Ik sluit mij natuurlijk bij mijn kameraden aan. We slapen er even lekker om.

6 december 1944 

Vanmorgen thuisgebleven voor de dokter. De voortvluchtige van gisteravond is weer terecht. Hij was in zijn eentje naar de ziekenzaal vertrokken. Er wordt nu weer bekend gemaakt, dat van degene die ontvlucht, de familie wordt opgehaald. De heren zijn er mee aan. Met vijftig man gaan we ‘s middags naar de Duitse Sanitäter, een rijwielreparateur van beroep. Hij vloekt mij prachtig uit en zegt, dat ik wel kan werken, maar het verd…. Gelijk heeft hij, maar voor mij is het een mislukte reis. ‘s Avonds zijn we in een onverschillige en gekke stemming; het gehele lokaal staat dan ook zowat op zijn kop.

7 december 1944 

Vanmorgen naar het werk vertrokken. ‘s Middags begint het te regenen en gaan we naar de schuur om te eten. Daarna vertrekken we weer naar de school. Daar aangekomen zie ik mijn vrouw staan, die overgekomen is. We gaan naar café Timmer. Zeven uur gaan we elk weer een kant uit. Toen ik een half uur in de school was, kwam het bevel “allemaal aantreden”. Het blijkt, dat de gebroeders Vertelman uit Hoorn ontsnapt zijn. De Duitsers dreigen, dat morgen de gehele ploeg door het water zal worden gejaagd. We mogen dan weer naar binnen gaan. Wie morgen leeft, wie morgen zorgt.

8 december 1944 

Spreek voor het werk nog met Jits bij Hooiveld en bij Timmer. Het weer is prachtig, maar koud. We staan de gehele dag op het veld en zijn ‘s avonds vijf uur weer in de school. De bezoekers mogen maar een half uur op de gang komen, omdat er gisteren twee mannen ontvlucht zijn. Vandaag is er weer eentje ontvlucht. Het boterrantsoen wordt met de helft verminderd. Vandaag wordt hier verteld, dat er in Bergum razzia’s gehouden zijn, waardoor 179 man zijn gegrepen.

9 december 1944 

De gehele dag op het werk geweest, daar het weer mooi is. Bij thuiskomst wordt Karsjes, een Amsterdammer, door de commandant mishandeld, daar hij de uitdrukking gedaan had te zullen ontvluchten. ‘s Avonds komt de commandant op onze kamer en wenst zijn Germaanse kameraden, “dit zijn wij”, smakelijk eten en een gezellige avond. Hij is schijnbaar onder de invloed, niemand van ons neemt notitie van hem. We horen, dat er in Leeuwarden weer razzia’s gehouden zijn.

10 december 1944 

Vandaag gewerkt aan tankval. Vanmorgen bleek, dat er weer twee gevangenen ontvlucht waren. Na het eten moeten we takken naar het werk brengen. Om 15.30 uur gaan we naar huis. Bij thuiskomst schrijf ik een brief naar huis. Vanaf deze avond moeten we ‘s nachts om beurten vier uren wacht houden. Voor deze nacht moeten meester Feddema en ik de eerste wacht doen tot twee uur. De Landwacht staat buiten op wacht. We horen zo nu en dan hoesten en mopperen. Ik vul mijn dagboek bij en ga later lezen. De brief voor mijn vrouw heb ik meegegeven aan een bezoekster uit Suameer.

11 december 1944 

Gewerkt van acht tot tien uur. Daarna een uur in de schuur gestaan vanwege de regen. Verder de gehele dag gewerkt. Vanmiddag met een beetje bedrog twee pannetjes snert gehad. Bij thuiskomst werden door de commandant vier personen aansprakelijk gesteld voor onze kamer.

12 december 1944 

‘s Morgens weer werken aan de tankval. ‘s Middags twee uur eten we. Het gerucht doet de ronde, dat we waarschijnlijk naar Zuidlaren gaan. In Ide zijn soldaten van het luchtwapen gekomen, dus is het heel goed mogelijk. Maar weer afwachten. De Lagerführer, Bosgraaf deelt ons mede, dat er een kleine kans is, dat we de kerstdagen met verlof naar huis gaan. We geloven dit niet, daar de Moffen ons steeds bedriegen.

13 december 1944 De gehele dag met prachtig weer gewerkt. Van de O.T.bewakers horen we nu, dat er geen sprake van verlof is, ook de overplaatsing naar Zuidlaren gaat waarschijnlijk over. Wij blijven maar ‘t liefst waar we zijn. ‘s Avonds in school is de stemming slecht.

14 december 1944 

De gehele dag gewerkt. ‘s Avonds bij thuiskomst is vrouw Holwerda aanwezig. Ze heeft een brief voor mij van mijn vrouw en zoon. ‘s Nachts heeft Holterman de wacht. De kachel gaat echter uit en om een uur kruipt hij bij mij onder de deken.

15 december 1944 

We moeten naar een andere plaats, waar loopgraven gemaakt moeten worden. Dit is weer een uur verder lopen. Bij thuiskomst blijkt de Amsterdammer Joop v.d. Tuin gevlucht te zijn. Van het werk af is hij vertrokken en dus kunnen ze ons hiervoor niet aansprakelijk stellen. Joop heeft dit prachtig gedaan.

16 december 1944 

Vandaag op het werk vreselijk koud en we komen helemaal verkleumd thuis. Het gevolg is, dat velen ‘s nachts liggen te hoesten. ‘s Avonds ontvang ik een brief van de heer Droste, M. Broekens en buurlui. We zitten samen gezellig te kaarten en de avond vliegt om.

17 december 1944

‘s Morgens naar het werk. Het is koud en nat. Om elf uur wordt het werk afgelast en gaan we naar de schuur. Hier wachten we op het eten, hete pap. Een uur gaan we terug naar de school. Jorna, Bakker en Voetel zeuren me om het hoofd om mee te kaarten en dus ga ik maar mee los. Ze plagen me, omdat ik ongelukkig speel, maar vinden, dat ik wel gelukkig in de liefde zal zijn. Zeer juist, jongens. Onder het ‘t boterham eten wordt er vertelt, dat Joop van der Tuin weer gesnapt is. In een van de lokalen preekt een dominee. Als men daarheen gaat komt men gewoonlijk met springertjes weer terug en daarom vinden we het verstandiger om maar weer te gaan kaarten.

18 december 1944 

Door het lange lopen naar het werk beginnen mijn voeten pijn te doen en ben ‘s avonds erg moe. Velen klagen hierover. We sukkelen dan ook maar wat over de weg. De commandant woedend en zegt, wanneer we weer zo ongelukkig lopen, we dan morgenavond drie uren moeten strafmarcheren. Hij voegt hieraan toe, dat Joop v.d. Tuin gesnapt is en in Assen wordt doodgeschoten. Dit dient om ons angst aan te jagen, opdat we niet zullen vluchten. We wensen hem in stilte, dat hij duizend doden mag sterven, de rotmof. Schrijf ‘s avonds een brief naar huis.

19 december 1944

Gisteravond zijn er weer 46 nieuwelingen bijgekomen uit de omgeving van Sneek. ‘s Avonds blijkt er weer een jongeman verdwenen te zijn. De beide Westers uit Eernewoude ontvangen een vrijstelling en kunnen huiswaarts keren. Ik ontvang een brief van moeder en broer. ‘s Avonds onderzoekt de Sanitäter mijn keel met het oog op besmettingsgevaar.

20 december 1944 

‘s Morgens acht uur naar het werk. Het is mistig maar niet koud. De ene bewaker is erg zenuwachtig en dreigt telkens, onder veel geschreeuw, met de revolver. We blijven er rustig onder en trekken goed het lijntje. Hij heeft gisteren misschien een uitbrander van de commandant gehad, omdat er eentje ontvlucht is. De nieuwelingen van gisteren komen in de vrije ploeg. Mijn keelpijn wordt erger en ik voel me niet lekker. Vanmorgen een brief meegegeven aan mijn huisgezin met dames uit het Bildt, die Bergum passeerden.

21 december 1944

We hebben een rustige dag gehad met mooi weer. De bewakers zijn vandaag nogal gemoedelijk. Schrijf ‘s avonds een brief aan de heer Droste. De commandant heeft ‘s avonds weer een van zijn pestbuien en ranselt vier gevangenen af.

22 december 1944 

De gehele dag loopgraven gemaakt. Alles verloopt rustig. ‘s Middags eten we zuurkool. Bij thuiskomst verwacht ik een brief van huis, maar wordt teleurgesteld. ‘s Avonds wordt er weer gekaart.

23 december 1944 De gehele dag gewerkt. Prachtig winterweer. Een uur gaan de vrije ploegen naar huis. Deze hebben tot woensdag verlof. Drie uur gaan wij naar school terug. Er zijn twee brieven voor mij, een van huis en van D. Blom. Er wordt ons meegedeeld, dat we zondag en maandag niet behoeven te werken. Dinsdag moeten we nog afwachten.

24 december 1944 

We hangen wat in het lokaal rond. Om vier uur komen vrouw Holwerda en mijn zoon in school. Jik heeft een lekke band gekregen en zit in Norg. Een uur later arriveert ook zij. We blijven tot goed zeven uur samen in school. De dames gaan dan naar Hooiveld. Jaap slaapt vannacht bij mij in stro. Morgen kunnen we weer samen zijn, waardoor de Kerstdagen ook voor mij nog mooi zullen worden.

25 december 1944

‘s Morgens om zeven uur opgestaan. De vrouwen komen acht uur weer bij ons. ‘s Middags krijgen er dertien man vrij om met hun vrouwen mee te gaan op voorwaarde, dat ze zich voor morgenvroeg acht uur moeten melden. Het wordt nu pas een gezellige dag, daar we nu een tijd werkelijk weer even vrij zijn. ‘s Avonds gaan Holwerda en ik mee naar Hooiveld.

26 december 1944 

Holwerda en ik zijn om even voor acht bij school, waar we ons afmelden. Er blijken drie personen niet teruggekomen te zijn. De commandant verbied alle bezoek en daar gaat onze tweede Kerstdag, die weer zo gezellig zou worden. De vrouwen en Jaap komen nog even om afscheid van ons te nemen en gaan dan maar weer huiswaarts. We zijn allen erg onder de indruk van deze teleurstelling. ’s Avonds gaan we onder elkaar wat kwartetten, maar de stemming is er uit.

27 december 1944 

‘s Morgens gaat de strafploeg eerst naar de Loonstelle. In de grond kan niet gewerkt worden, vanwege de winter. We moeten dan rails versjouwen van Ide naar de Loonstelle. ‘s Middags na het eten blijven we in de school. Ik repareer klompen, laarzen en dekens. Schrijf daarna een brief naar huis en naar Herrema en Hiemstra.

28 december 1944 

‘s Morgens naar het werk. Daar een uur gewacht. Het werk wordt afgelast vanwege de winter. Om tien uur weer naar de school vertrokken. Toen het lokaal schoongemaakt en van nieuw stro voorzien. Holterman krijgt een vrijstelling en vertrekt naar huis. Daarna moet iedereen zich grondig reinigen op last van de commandant. We doen dit anders alle avonden, maar voor de smeerpoetsen is het een goede regeling.

29 december 1944 

Niet naar het werk vanwege de winter. We moeten een uurtje rails versjouwen. Daarna wandelen Hoekstra, Holwerda en ik wat op het schoolplein, totdat het middageten er is. Ik ontvang een brief van Jannie Noordmans, welke ik weer beantwoord. Ontmoet ‘s avonds Kampen en zijn vrouw in school, die een pakje voor mij meebrengen van Moeder en Jacob. Kampen krijgt een brief van mij mee naar Bergum.

Na het boterhameten wordt ons meegedeeld, dat er vier personen ontsnapt zijn uit de houtploeg.’s Avonds komt de commandant en ranselt kameraad Huijing af. Deze had de verantwoording over deze ploeg. Voetel wil met alle geweld de commandant te lijf, maar we weten hem te bepraten. Huijing komt later nog even in ons lokaal. Ook kameraad Boterhoek uit Franeker krijgt klappen van de moffenbeul.

30 december 1944 

‘s Morgens geen appel vanwege de winter. We zitten in de school totdat het eten gehaald moet worden van de Punt. Bakker, Attema, Van Rooien en ik worden hiervoor aangewezen. De commandant geeft mij de verantwoording. ’s Middags brengen we de emmers weer terug. We hebben een heel gemakkelijke dag. ‘s Avonds kaarten, lezen, plagen en lol maken.

31 december 1944 

We behoeven weer niet te werken. Maar weer lezen, kaarten en roken. De inlandse tabak wordt gekocht voor 35 gulden per ons. Een sigaar twee gulden vijftig. ‘s Middags ontvangen we loon. Riemersma zijn vader komt en die heeft een pakje voor me van mijn vrouw en zoon. Tabak, brood enz. Het oude jaar eindigt dus goed. Om drie uur ‘s middags is er appèl. De commandant houdt een toespraak, welke door Feddema vertaald wordt. Hij wenst ons een goed nieuwjaar, zegt dat we voor 90% goed werk hebben geleverd en verklaart, dat in de eerste dagen van het nieuwe jaar 90% van de gevangenen uit de strafploeg ontslagen worden in de vrije ploeg. Er is weer bezoek in ‘t café.

1 januari 1945 

‘s Morgens half acht opgestaan. Na het boterham eten gaan we dadelijk maar kaarten, daar we in school moeten blijven. Om elf uur mogen we naar buiten; z.g. een uurtje luchten op het schoolplein. Daarna eten we soep. Er zit van alles in; erwten, bonen, aardappelen, prei, maar het smaakt lekker, daar we honger hebben. Het brood is vandaag schimmelig en de kaas rot. Zo hebben we het nog niet eerder gehad, maar waarschijnlijk maken ze de oude voorraden eerst op. Het is prachtig winterweer en het zonnetje schijnt heerlijk. Mooi weer om te schaatsen. ‘s Middags worden er twee mannen binnengebracht, welke uit de vrije ploeg in Assen zijn ontvlucht. Ze vroegen in Norg om onderdak bij een N.S.B.-boer, welke hen met de Landwacht gevangen nam. Bij aankomst in de school worden ze door een der bewakers afgeranseld. Van der Velden krijgt zijn vrouw op bezoek.

2 januari 1945 

‘s Morgens zeven uur opgestaan. Mistig dooiweer. We moeten weer in school blijven. Om tien uur moeten negen mannen naar de brink om bomen te kappen en naar de school te brengen. Ik ben ook bij deze ploeg ingedeeld. Twaalf uur eten we zuurkool en werken daarna tot drie uur. ‘s Avonds ontvang ik een brief van huis. Zes uur boterham eten. Teakle en ik brengen verder de avond door. Jorna zijn vader is overgekomen en slaapt ‘s nachts bij ons in het stro.

3 januari 1945 

‘s Morgens acht uur naar het werk vertrokken. Het is donker, miezerig weer en ‘t waait ontzettend hard. Het werkt moeilijk in de grond. We zijn allemaal erg koud, vooral de voeten. ‘s Middags twaalf uur komt de etenswagen en brengt ons hutspot. We krijgen allemaal een halve portie, daar er weer veel te weinig is. Drie uur opstellen in colonne en terug naar de school. We hebben ± twee uur lopen. ‘s Avonds neemt meester Feddema onze namen op en noteert de tijd, dat we in de strafploeg zijn geweest. Verder zijn er drie, die tien dagen verlof krijgen om naar huis te gaan. De Jong uit Bolsward krijgt veertien dagen verlof, daar hij bericht krijgt, dat zijn driejarig zoontje overleden is, terwijl zijn vrouw in het ziekenhuis opgenomen is met difterie. We beginnen allen te hoesten, een gevolg van koude en natte voeten.

4 januari 1945 

Vanmorgen weer om acht uur naar het werk vertrokken. Het weer is vrij goed en we kunnen met graven de warmte houden. We maken een tankval aan de spoorbaan. Een uur wordt er geschaft en verschijnt de wagen met eten. We hebben hier al een uur naar uitgekeken, want onze magen rommelen verdacht. Deze keer is het pap, maar helaas weer een halve portie. Als ik even naar de vrije ploeg loop, “wat streng verboden is”, tref ik Foppe Feenstra, de exportslager uit Dokkum aan. Deze vertelt mij, dat hij in Tynaarlo zit.

Drie uur vertrekken we weer van het werk en zijn om half vijf weer in de school. Abma uit Burgwerd is vanmorgen niet mee uitgetrokken, daar hij zich ziek gevoelde. Als we terug zijn horen we, dat de dokter bij hem geweest is en roodvonk heeft geconstateerd. Er wordt gezegd, dat hij morgen naar het ziekenhuis zal worden vervoerd. Feddema vertelt ons, dat het de bedoeling is om de strafploeg langzaam te laten overvloeien in de z.g. vrije ploegen, daar er steeds meer mensen voor de strafploeg binnenkomen. Het moet echter allemaal over de S.D. gaan en daarom zal het heel wat voeten in de aarde hebben om uit de strafploeg te komen. We zijn al zo vaak bedrogen door het Herrenvolk.

5 januari 1945

‘s Morgens met mooi winterweer naar het werk vertrokken. Ik heb slecht geslapen vanwege de hoest. We werken zeer langzaam en roken veel eigenbouw en staren telkens op hoopjes om wat te kletsen en grapjassen. De tijd gaat zo nogal snel voorbij en hoewel de bewaker ons steeds aanport, blijven we uiterst kalm. ‘s Middags eten we hutspot, maar natuurlijk is er weer veel te weinig. Om twee uur komt er een kleine variatie. Zeven Engelse vliegtuigen verschijnen en cirkelen enige malen op behoorlijke hoogte over ons heen. De Duitsers zijn hier klaarblijkelijk niet op gesteld, want ze vluchten als hazen achter enige pakken stro, onder grote hilariteit van ons. ‘s Middags bij aankomst in de school, klaagt Holwerda over maagpijn en kruipt direct onder de dekens.

Onze kamergenoot Abma ligt nog steeds erg ziek in het lokaal, daar hij door de gladheid van de weg niet vervoerd kan worden. Enkele kameraden krijgen permissie van de Lagerfuhrer om een gesloten wagen op te scharrelen. Wanneer dit gelukt, wordt Abma goed ingepakt in dekens naar het brikje gesjouwd en ingeladen. Twee man ervoor te trekken en drie man er achter te duwen en zo wordt Abma naar het noodziekenbarakje getransporteerd. We zien Abma niet weer in Ide. Daar hij roodvonk had, mocht hij niet in de ziekenbarak blijven en mocht de volgende dag naar huis gehaald worden. Ook de beide Kuikens voelen zich ziek en gaan onder de dekens.

Daar we allen erge honger hebben, smokkelen we aardappelen in school, welke we schillen en koken. Zonder vet en zout worden ze smakelijk naar binnen gewerkt. We moeten de lichten temperen, daar er zeer veel Engelse vliegtuigen in de lucht zijn. Weer moeten onze namen en beroepen worden opgenomen. Ik geef een ander beroep op, daar chauffeur mij te gevaarlijk is, men weet nooit met welke bedoeling dergelijke dingen gebeuren.

6 januari 1945 

‘s Morgens om acht uur met mooi weer naar het werk vertrokken. Holwerda voelt zich wat beter en gaat ook mee. We scharrelen een beetje tot elf uur en kunnen dan naar de school gaan om te eten. Deze keer is het hutspot en waarachtig voldoende. Na het eten wordt ons meegedeeld, dat we vandaag niet meer behoeven te werken. Volgens de bewering van een der Duitse bewakers moeten we morgen werken op het vliegveld te Eelde, en als dat afgelopen is, moeten we naar een ander dorp, meer oostelijk. Maar weer afwachten.

Holwerda kruipt weer onder de dekens, daar zijn maag en ingewanden weer gaan plagen.

Na het boterhameten krijgen we bezoek van twee dames en een heer. Deze komen voor controle op het eten, ligging, zindelijkheid enz. Klaarblijkelijk zijn het N.S.B.’ers, daar zij geweldig over de goede behandeling, welke wij ontvangen, pochen. Volgens deze heer wordt het rantsoen vanaf a.s. maandag teruggebracht van vijf broden op drie en een half per week. Riemersma krijgt vijf dagen verlof en misschien een vrijstelling. Ik gun dit Riemersma van harte, maar nu komt zijn vader natuurlijk niet meer en daar deze bij overkomst meestal even bij mijn vrouw thee- of koffie dronk en op die manier vaak een pakje of brief meenam, mis ik weer een bezorger. ‘s Avonds kaarten we en gaan wat gezellig met elkaar bomen.

7 januari 1945 

‘s Morgens om acht uur naar het werk vertrokken. Het is mistig, koud weer met soms hagelbuien. We moeten naar het vliegterrein Eelde. Om twaalf uur weer naar het kamp om eten. We zijn door en door koud. Het eten bestaat uit pap en koolsoep. Er is voor deze keer ruim voldoende. ‘s Middags behoeven we niet weer te werken. Gisteren een brief van huis ontvangen. Er heerst een vervelende stemming en we zijn allen blij, dat de zondag weer om is en ‘s avonds om 10 uur onze ogen kunnen sluiten.

8 januari 1945 

Om acht uur ‘s morgens weer naar het vliegveld Eelde vertrokken. Het is donker winterweer en verbazend koud. Ik krijg een pikhouweel tot gereedschap en kan op die manier tot twaalf uur mijn warmte behouden. Twaalf uur komt de hutspot, echter weer veel te weinig. Daar mijn schouder begint te protesteren neem ik een spade in handen. Hiermede kan ik echter niet warm blijven en wordt net als mijn kameraden erg koud. Door het te weinige eten en de barre koude worden de gemoederen onrustig. We gooien de spaden neer en beginnen heen en weer te lopen om onze koude voeten warm te krijgen. Onze bewakers gaat dit niet naar de zin, zij vloeken en schelden, maar niemand neemt er nota van. Ten einde raad vertrekken we om drie uur weer naar het kamp.

9 januari 1945 

‘s Morgens weer naar het vliegveld. We werken een uur in de hard bevroren grond en zien de kans om tien pikhouwelen te breken. Dit wordt de Duitsers blijkbaar te bar en het werk wordt afgelast. Tien uur zijn we weer in het kamp terug. Ik moet dan met een van mijn kampgenoten naar De Punt om ’t eten op te halen. In het café van De Jager kopen we een kop koffie en kopen bij bakker Hardenberg een half roggebrood. Er is weer veel te weinig eten en dus neem ik er een flink stuk roggebrood achteraan.

Na het eten verschijnt de postbode met brieven. Ik ontvang een brief van de vrouw en sigarettenvloeitjes van Jaap. Daarna lezen, schrijven, scheren en dagboek aanvullen. ‘s Avonds voor het naar bed gaan de kleren uit voor luizencontrole. Ik vind de eerste. Bergsma heeft deze avond het record met een dikke twintig. Hij heeft erbij met rode vleugels. Volgens Arie zijn dit rasechte Franse reuzenluizen.

10 januari 1945 

Niet naar het werk vanwege de winter. Enkelen gaan op verzoek met verlof naar huis. We hebben er weer twee zieken bij; Laurens en Buma met erge buikloop. Als Buma uit de gang komt, zakt hij in elkaar. Daar ik dicht bij hem sta, grijp ik hem. Wij wassen zijn polsen en borst en spoedig komt hij weer tot zichzelf. ‘s Middags eten we hutspot. Daarna weer luizencontrole. Verscheidene hebben ze weer. Ik vind er weer eentje en Holwerda vangt er drie. De ergste vangt 30. Het is een formele razzia onder grote hilariteit, hoewel we het allemaal vreselijk vinden. ‘s Avonds gaat het Buskens net als Buma. Holwerda stopt hem onder de dekens.

11 januari 1945 

‘s Morgens naar het vliegveld om mangaten te maken. We werken uiterst langzaam en gaan ‘s middags naar het kamp om eten. Daarna weer naar het werk en tot half vijf aan het loopgraaf maken. Bij thuiskomst eten halen, daarna weer klerencontrole. Kampkameraad Herrema en twee anderen gaan met verlof naar huis om daarna over te gaan naar de vrije ploegen. Heel langzaam vloeit het strafkamp “Ide” over naar de vrije ploegen. Daar de meesten gewoonlijk eerst dan verlof krijgen, is dit een mooie gelegenheid om niet terug te komen en onder te duiken. Hier wordt dan ook dankbaar gebruik van gemaakt en wie weggaat met verlof neemt meestal meteen afscheid van ons.

12 januari 1945 

Vandaag moeten we takken overbrengen naar het vliegterrein. We doen dit met een boerenwagen. Vier trekken en vier duwen van Ide naar Eelde. Een Duitse bewaker loopt er achteraan. ‘s Middags is er geen eten; zo het heet, door een misverstand. Onze bewaker zegt: “wie niet werkt, zal niet eten en wie niet eet zal niet werken”, en dus behoeven we ‘s middags niet weer aan de arbeid. Van Der Velden krijgt een vrijstelling en mag naar huis. Hij is uitgelaten van blijdschap.

Vier anderen gaan met verlof. Riemersma komt van verlof terug en neemt een pakje voor mij mee van huis. Tabak, brood en sokken. ‘s Avonds halen we stiekem, of liever smokkelen we, twee korf aardappelen in school. Schillen en koken is gauw klaar en zonder zout en vet wordt alles onder veel rumoer smakelijk naar binnen gewerkt. Mijn avond is goed, want ik ontvang een brief van mijn vrouw en een van mijn oude kampgenoot Hiemstra uit Bolsward.

13 januari 1945

‘s Morgens acht uur vertrekken we weer naar het werk op het vliegterrein. Het weer is helder en het is behoorlijk koud. De grond is door het vriezen nu echter flink warm blijven nogal hard en daardoor werkt het zwaar. We kunnen nu echter flink warm blijven en dat is ook heel wat waard. Twaalf uur gaan we terug naar de school om te eten. Er is niet al te veel en na een half uur moeten we al weer aan de arbeid. We werken door tot vier uur.

Ik heb hoop, dat Jik er zijn zal, maar dit blijkt op een teleurstelling uit te draaien. ‘s Avonds in de school ontvangen we weer pakjes. Ik ontvang een van Moeder en een brief van Jannie. Ik schrijf ze beiden maar direct terug. We zijn allen nogal in een opgewekte stemming en die wordt nog beter, als we horen, dat twintig man worden ontslagen en overgaan naar de vrije ploegen.

14 januari 1945

Acht uur naar het werk. We moeten werken op de asbelt. Deze is gelegen naast het vliegterrein. Om dit terrein moet nu een verdedigingsgordel gelegd worden. Deze asbelt, die een hoogte heeft van enkele meters, moet op plaatsen uitgegraven worden. Dit is zwaar werk, want ijzer, steen, papier enz. laat zich moeilijk doorsteken. De pikhouwelen komen eraan te pas. Een van de onze vindt met het graven een oude, verroeste revolver. De bewaker neemt hem in beslag. We waarschuwen hem er vooral voorzichtig mee te zijn, het zou eeuwig jammer zijn als hij zichzelf trof.

Om twaalf uur gaan we terug naar de school en hebben dan verder een vrije dag, d.w.z. we behoeven niet meer te werken. Na het eten, hetwelk bestond uit pap, gaan we ons grondig reinigen. Ik ben juist klaar als vrouw Holwerda en Jik verschijnen. Het bezoek mag weer plaatsvinden in café Timmer. De dames hebben van alles meegenomen en ‘s avonds eten we samen een warme maaltijd. Daarna gaan we samen naar Hooiveld.

15 januari 1945

‘s Morgens bij Hooiveld samen een boterham gegeten. Half acht weer vertrokken naar de school. We nemen hartelijk afscheid van elkaar met een “tot spoedig weerzien”. Als het verlof doorgaat ben ik met een veertien dagen thuis. Ik zal er maar niet te hard op rekenen. Het is prachtig weer, maar de weg is een weinig glad. Als de vrouwen maar geen ongelukken krijgen. Ik ben niet helemaal gerust en zal blij zijn met de eerste brief, daar ik dan weer zekerheid heb, dat Jik een goede reis heeft gehad.

We werken weer op de asbelt. Er ligt sneeuw en we gaan, als de bewakers op de andere kant zijn, samen sneeuwballen. Het wordt een waar beleg en zijn zo in het spel verdiept, dat we de bewakers, welke intussen genaderd zijn, niet eens opmerken. Met een “Arbeiten, loos Mensch” worden we opgeschrikt en gaan vlug weer aan het lijntrekken. Twaalf uur eten en vier uur weer naar de school, waar ik geniet van de door Jik meegenomen pannekoeken, brood enz. De avond doorgebracht met lezen en praten en om tien uur ter ruste.

16 januari 1945 

‘s Morgens acht uur naar het werk vertrokken. We doen het weer langzaam aan en wanneer we twaalf uur naar het kamp teruggaan is er zeer weinig werk verricht. Van een tot vier uur als voren en dan is de dagtaak weer afgelopen. Bij terugkomst in het kamp horen we, dat er twee verlofgangers niet teruggekeerd zijn. Het gevolg hiervan is, dat de ploeg welke vandaag gaan zou, niet mag vertrekken. Ook is er vandaag een nieuwe Lagerführer aangekomen. Het is iemand met nazi-ideeën en dus is oppassen de boodschap. Verder is er geen bijzonders, ik ontvang nog een te laat komende brief van Jik.

17 januari 1945 

‘s Morgens acht uur aantreden. Er komt bericht, dat meester Zwart bij Hooiveld van de ladder gevallen is en ernstig gewond opgenomen is. Het is mooi weer en we kunnen flink warm blijven bij de arbeid. Twaalf uur weer terug in het kamp. Het eten is er nog niet en daardoor krijgen we een langere schafttijd. Het is reeds drie uur, als we weer bij het werk zijn en wanneer het vier uur is, gaan we alweer terug. De Lagerführer deelt ons mede, dat voortaan de lampen negen uur worden gedoofd. We kruipen dus negen uur onder de dekens en liggen in het duister nog een uurtje te praten, totdat Arie, mijn slaapje, een prop papier neemt en de anderen begint te bekogelen. Spoedig is het een formeel beleg. We hebben een genotvol uurtje doorgebracht en daarna rust.

18 januari 1945

‘s Morgens acht uur moet ik bij de commandant komen. Hij deelt mij mede, dat ik voortaan aangesteld ben als Lagerarbeider. Mijn werk bestaat vanaf heden in gangen zwabberen, eten ophalen van De Punt, boodschappen doen voor de commandant enz. Het grootste genot is echter, dat ik niet meer onder bewaking sta en overal vrij mag lopen. Holwerda wordt benoemd tot Unterlagerfuhrer. ‘s Avonds heb ik een uur deurwacht en daarna ga ik naar het dorp om roggebroden te halen voor een paar collega’s. Deze krijgen bonnen toegestuurd en daar zij niet buiten het kamp mogen komen, knap ik voortaan dergelijke karweitjes op. Dit is plezierig werk en ik doe het gaarne. ‘s Avonds negen uur ter ruste.

19 januari 1945 

‘s Morgens zes uur opgestaan om de deurwacht waar te nemen. Negen uur rukt de troep op naar de arbeid en als allen vertrokken zijn, gaan de overgeblevenen de gang zwabberen en de lokalen aanvegen. Tien uur zijn we klaar en dan gaan we kaarten en roken. Twaalf uur ga ik met een mijner kameraden het eten halen bij café Jager. We zitten hier even gezellig te kletsen en drinken een bak surrogaatkoffie. Bij terugkomst in het kamp wordt het eten rondgedeeld en daarna brengen we de ledige kannen weer naar De Punt. ‘s Middags met de defecte kookpot naar de smid. Walstra gaat mee en we halen op de terugreis roggebroden bij de bakker. ‘s Avonds een boek gehaald bij Hooiveld. Negen uur gaan we weer maffen.

20 januari 1945 

Om zeven uur opgestaan. Daar het gesneeuwd heeft, wordt mij opgedragen een pad te maken door de sneeuw. Daarna moet ik op last van de commandant de deurwacht overnemen. Door de dikke sneeuwlaag, die er ligt, wordt het werk afgelast en moeten de ploegen in het kamp blijven. Om tien uur wordt mij opgedragen om een boodschap over te brengen naar de smid. Blijf in de smederij een hele poos praten. Om twaalf uur haal ik een portie zuurkool. Na afloop daarvan is het gang zwabberen. Dan krijg ik weer deurwacht tot boterhameten. Spreek nog met Stellema van Dokkum, die met de auto met pakjes komt. Geeft met deze een brief mee aan mijn ouders. Ontvang ‘s avonds een brief van huis. Om de avond om te krijgen gaan we lezen en gezelschapsspelen doen om daarna weer in het stro te verdwijnen.

21 januari 1945 

Acht uur opgestaan. Er ligt veel sneeuw. Eerst wordt mij de deurwacht toegewezen en pad door sneeuw graven. Er heerst een opgewekte stemming, want er kan natuurlijk weer niet gewerkt worden. Om tien uur moet ik weer naar de smid. Als ik daar terugkom is het eten al opgehaald en het blijkt weer zuurkool te zijn. Tevens is er veel te weinig en vooral de Amsterdammers zijn erg verontwaardigd en laten een stroom van verwensingen horen.

Bij Timmer vanmorgen koffie gedronken. Ids Adema heeft verlof gekregen en gaat over Bergum naar St. Annaparochie. Hij neemt een brief van mij mee voor Jits en Jaap. Iemand uit Garijp neemt een brief mee voor Droste. Met de houtploeg is De Ruiter gevlucht. Bezoek in café Timmer wordt direct weer verboden, niettemin gaan Feddema, Holwerda en ik erheen en drinken een warme likeurgroc. We gaan vanavond maar vroeg onder de dekens om de gemoederen van de moffen maar niet meer te verhitten.

22 januari 1945

Vandaag een heel rustige dag. Zeven uur opgestaan. Daarna een uur deurwacht. De ploegen moesten uitrukken om de wegen sneeuwvrij te maken. Ze doen dit wel graag, omdat ze bij veel mensen wat eten of drinken opscharrelen. Ik moet weer boodschap lopen naar de smid. Gebroken sloten en defecte kachels. ’s Middags is de kookpot lek gebrand en moet deze naar de smid gebracht worden Ik neem Hettinga mee. Onderweg theedrinken en pap eten bij een boer. Daarna meel opgescharreld bij de molenaar en naar bakker Harding gebracht. ‘s Avonds na boterhameten is er een gedrukte stemming, reden om gauw te gaan slapen.

23 januari 1945 

Wordt om vier uur gewekt door alarm van de nachtwacht. Het blijkt, dat er vier personen gevlucht zijn door het w.c. raam. Hierbij is mijn slaapje Arie Voetel en kamergenoot Van Leeuwen. De commandant komt pas om acht uur. Hij is vreselijk opgewonden en woest en dreigt iedereen die in zijn nabijheid komt. Daar Arie naast mij lag, krijg ik zijn speciale gunst. Hij staat vlak voor mij te vloeken en te dreigen, daar hij meent, dat ik met deze vlucht wel bekend was en wel had opgemerkt. Ik verwacht ieder ogenblik de klap van zijn opgeheven leren zweep, maar het blijft gelukkig bij dreigen. Hij geeft opdracht om paalhouten op de gang te brengen.

We zitten in hevige spanning, wat er zal gebeuren. De houten worden op een afstand van ± een meter om beurten op de gang verspreid. Een van mijn kampgenoten, die een tijd in Vught heeft doorgebracht, vertelt dat op die houten kniebuigingen gemaakt moeten worden. Dit moet, volgens zijn zeggen, een erg pijnlijke strafoefening zijn. We zitten natuurlijk erg in de rats en het is een grote opluchting, wanneer de commandant zich weer beraad en de houten laat opruimen.

‘s Middags haal ik het eten van De Punt en doe een paar boodschappen. ‘s Avonds voel ik me ziek, blijkbaar heb ik de algemene kampkwaal, koorts en buikloop. Mijn kameraden raden mij aan om houtskool te eten. Ik volg deze raad op. Een paar stukken hout in de kachel en de zwarte stukken ervan op een stuk brood. Het smaakt verre van lekker, maar als het maar helpt. Mijn kameraden hebben erge schik in de lelijke gezichten, die ik trek, maar ze menen het goed met me.

24 januari 1945 

‘s Morgens om zeven uur opgestaan. Verder eerst deurwacht en daarna melk ophalen voor de commandant. Daarna zie ik kans er even tussenuit te knijpen en een bak koffie te gaan drinken bij de familie Hooiveld. Vandaar telefoneer ik even naar Bergum. Om twaalf uur ben ik weer in de school om te helpen met eten ronddelen. ‘s Middags gaat Frits met me mee om de kachel, die voor de zoveelste maal gebroken is, naar de smid te brengen. Bij thuiskomst weer de gang zwabberen en nieuw stro in kamer III brengen. ’s Avonds moet de kachel weer worden opgehaald en hiervoor gaan Loonstra en De Vries mee. Daarna is de zaak weer gedaan. Daar ik me bar ellendig voel, kruip ik gauw in het stro en onder de dekens.

25 januari 1945

‘s Morgens zeven uur opstaan, hoewel ik me bar ziek voel. Het vriest hard. Eerst wat eten en daarna boodschappen doen voor de commandant. ‘s Middags twee uur eten en dan weer naar de smid om de kachel op te halen en meteen brood halen op De Punt voor de kameraden. ‘s Avonds zes uur boterhameten en dan een brief naar huis schrijven. De heer Wester uit Eernewoude gaat morgen terug en deze wil de brief dan wel meenemen. Ik krijg veel last van keelpijn en kruip gauw in het stro.

26 januari 1945 

Vanmorgen mag ik niet opstaan i.v.m. keelpijn, buikloop en pijn in de gewrichten. De fietsmaker Sanitäter acht het niet verantwoord, hetgeen bewijst dat de man veel naastenliefde bezit. Ik blijf de gehele dag in het stro liggen, behalve als de eetketel komt. Mijn pannetje wordt gevuld met een dunne koolsoep. Daar ik zelf geen trek heb, eet mijn slaapje het met genoegen op. Het is de gehele dag erg rumoerig in de kamer, daar de troep niet uitgerukt is.

27 januari 1945 

Voel me bar ellendig en blijf rustig liggen. Om negen uur, als de kamer bijna helemaal ledig is, komt er plotseling een dame door de deur en roept mijn naam af. Het blijkt een vrouwelijke arts te zijn, werkzaam in de ondergrondse. Ze onderzoekt me en prikt de ontsteking door. Als ik haar wil bedanken, is ze alweer vertrokken. Vanaf die tijd ontvang ik geregeld gorgeldrank en medicijnen. De familie Timmer zal dit wel geregeld hebben, want deze familie zorgde geweldig voor ons.

De gehele dag kom ik niet onder de dekens vandaan. ‘s Avonds ontvang ik een brief van D. Blom en eentje van Jannie Noordmans. Hier kikker ik een beetje van op. Onze commandant gaat met verlof naar de Heimat en we zullen hem wel niet terugzien. Een van de oppassers wordt zijn opvolger, zijn bijnaam is Bullie, verder is het een pot nat. ‘s Avonds schrijf ik nog een brief naar huis.

28 januari 1945 

Voel me iets beter. Vriend v.d. Schoot trakteert me op een zacht eitje. Daarna tracht ik me zo goed mogelijk te scheren en dan ‘s middags word ik onthaald op gekookte aardappelen met zout. Gewoon een delicatesse. Hiervoor hebben gezorgd Baas, Smilde, v.d. Schoot en Bakker. Gewoonweg geweldig, wat een kameraadschap. Ik ben nu weer in staat om de kleren aan te trekken en bij de tafel te zitten, om enkele brieven te schrijven.

Op last van de nieuwe commandant mag ‘s avonds niemand meer het gebouw verlaten. Hij is zeker bang, dat er ontvluchtingspogingen zullen worden ondernomen en dat zou zijn baantje kosten. Hij heeft schijnbaar niet door, dat het toch maar meer tijdelijk is. Ik kruip maar weer vroeg onder wol en val gauw in slaap.

29 januari 1945 

‘s Morgens binnenblijven, daar ik op de ziekenlijst sta. Mijn keelpijn is weer vrij hevig. ‘s Middags krijgen we weer een nieuwe commandant. Bullie is er uitgeknikkerd en hij staat op springen. Iedereen is bezig om hem op stang te jagen. Maar het voorschrift blijft; niemand meer naar buiten, bezoek in café Timmer blijft verboden. De dames, welke op bezoek komen, mogen even op de gang met de mannen praten. De stemming is geladen en het is de vraag of de Duitsers hiermede wel een goede slag slaan. Er wordt overal druk gepraat over ontvluchtingspogingen en er zijn er bij, die te zijner tijd vast de benen nemen.

30 januari 1945 

Gisteravond zijn er zes mannen uit Groningen binnengebracht. Zij kwamen uit de gevangenis en vertelden ons, dat Arie Voetel en Van Leeuwen daar ook zaten. Bij hun ontvluchting hadden ze in Marum bij een burgerhuis aangebeld om eten. Ze mochten binnenkomen en kregen van de vrouw een boterham. De heer des huizes, een N.S.B.’er, belde intussen de S.D. en prompt werden ze weer ingerekend. ‘s Avonds verzorg ik nog enkele brieven.

31 januari 1945 

Keelpijn wordt weer erger. Ik ga maar niet naar buiten en zwabber de gang. Vier mannen uit Hallum krijgen een vrijstelling. Als we weer binnenkomen, staat er een oude grammofoon met een hoorn onder de tafel te krassen. De jongens houden de moed er in.

1 februari 1945

‘s Morgens heel vroeg schrikken we wakker. Uit de oude grammofoon klinkt luid, met veel gekras, het Wilhelmus en daarna het Engelse volkslied. We zijn allen in een jubelstemming, maar als plotseling de deur open gaat schrikken we ons een hoedje. Gelukkig is het de Lagerführer, die het apparaat met een stevige vloek tot zwijgen brengt en ons dan woedend vraagt, of we er zo op gebrand zijn om achter de frontlijn bij Arnhem gestuurd te worden, nu het eind in zicht komt. Hij heeft nog gelijk ook. ‘s Middags worden 37 man overgeplaatst naar de vrije ploegen. We zien hierin de kans, dat de strafploeg langzaam verdwijnt, maar hoe lang nog, blijft een vraag.

Vrijdag 2 februari 1945

Goed weer. Onder de wol gebleven met erge keelpijn. ’s Middags Vr-Arts uit Vries gekomen en opening in de keel gemaakt. ’s Avonds zijn Baas, Bakker, v.d. Schoot en Smilde gevlucht.

Zaterdag 3 februari 1945

Ziek, erge keelpijn. ’s Middags komt Jik. Ze mag bij me in school komen. ’s Avonds acht uur haalt Holwerda haar op. Weer goed.

Zondag 4 februari 1945

Ziek. Jik komt weer bij me in school. Zoo hebben we toch weer een mooie dag. Keelpijn wordt nog steeds erger. ’s Avonds haalt Holwerda Jik weer op. Regenachtig weer.

Maandag 5 februari 1945

Ziek. Jik komt nog een poosje bij me. Ze gaat 12 uur weg en vertrekt naar huis. Het begint ’s middags te regenen. Vier uur verschijnt de dokter en verlangt dat ik naar Fillidelfia ga. Erge keelpijn. Zit de gehele nacht op. Wordt opgedreven naar de vrije ploeg.

Dinsdag 6 februari 1945

Ziek. ’s Morgens breekt keelontsteking door, wat erg verruimt. Sanitäter acht overbrenging naar Fillidelfia nu niet meer noodzakelijk. Geef brief mee aan Veenstra naar huis. Mooi weer.

Woensdag 7 februari 1945

Voel me weer wat beter. Schrijf brief naar huis. ’s Middags aardappelen met worteltjes, pap na, van Timmer. ’s Avonds gedamd met Smeding. Negen uur onder de wol. Goed weer.

Donderdag 8 februari 1945

Vijf uur alles wakker. Boonsma en Castelein verdwenen. ’s Middags vooreerst met de anderen gegeten. Keelpijn iets erger. Zweert nog.

Vrijdag 9 februari 1945

Zeven uur opgestaan. Keelpijn vrijwel gelijk. Ik word overgeplaatst in de vrije ploeg. Blijf voorlopig in school. ’s Middags k???. ’s Avonds sigaretten gemaakt. Voel me niet lekker.

Zaterdag 10 februari 1945

Jongens moeten naar ‘s ?????? voor overplaatsing in de vrije ploeg. Ook ik word hierbij ingedeeld, doch blijf wegens keelziekte in school.

Zondag 11 februari 1945

Vannacht weer 8 personen ontvlucht waarvan een, H. v.d. Meulen, gegrepen wordt. Ik ga ’s middags naar mijn aangewezen kwartier, J. Koops.

Maandag 12 februari 1945

Voor controle naar Filladelfia. Moet met twee dagen terug komen. ’s Middags eten halen van de Punt.

Dinsdag 13 februari 1945

Koops een beetje geholpen met houthakken. ’s Middags brood halen en naar de kapper.

Woensdag 14 februari 1945

’s Morgens naar de dokter in Filladelfia. Mag weer werken. Meld me ’s middags bij Steunpuntleider Snijder. Ingedeeld bij de heistelling en ????? arbeid. Ontvang 44 gulden ziektegeld.

Donderdag 15 februari 1945

Half acht naar ’t werk. De gehele dag aan de arbeid bij heistelling. Vijf uur naar de Punt om brood. Zes uur thuis. Half negen naar bed.

Vrijdag 16 februari 1945

Half acht naar ’t werk. V.d. Wust vraagt verlof voor zijn ploeg. Verder alles als de vorige dag. Loop ’s avonds nog even naar café Timmer en loop met Jits weer terug.

Zaterdag 17 februari 1945

Half acht naar ’t werk. De Weert krijgt ook voor mij verlof, 10 uur moet Jorna, Vattema?en v.d. Weert naar Abschnitt en krijgen verlof (5 dagen). ’s Middags 1 ½ uur word ik geroepen bij Snijder en krijg een vrijstelling. Gauw weer terug naar Ide en koffers pakken. Jits is 9 uur aangekomen. Ze gaat met mij naar Vries . Ontvang hier de vrijstelling. 3 ½ uur gewacht op auto. 20 ½ uur thuis.

Geplaatst in Herinneringen en getagd met , .

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *