Hieronder het verhaal van Ebbe Bolhuis, zoals dit is opgeschreven door zijn vrouw Georgette Bolhuis-Schwartz. Ebbe Bolhuis is in 1998 overleden.
Hoe Ebbe Bolhuis (1920-1998) in de handen van de Duitsers viel en daardoor aan de dood ontsnapte.
Ebbe Bolhuis kwam uit een eenvoudige arbeidersfamilie. Zijn vader, Jan Bolhuis, een rasechte Groninger, was remmer bij de spoorwegen en overtuigd socialist. Zijn moeder, Geeske van der Molen, was in Friesland geboren, huisvrouw en Nederlands Hervormd. Hij had een oudere zus en een jongere broer. Doordat zijn vader meegedaan had aan de spoorwegstaking in 1944 was in dat jaar de familie uiteengevallen. Pa was bij familie in Friesland ondergedoken, broer was tewerkgesteld in Duitsland, zus had een baantje in Enschede, dus woonde Ebbe alleen met zijn moeder in de Grunobuurt.
Als de oorlog uitbreekt is Ebbe 20 jaar oud en werkt als technisch tekenaar bij de Maatschappij Laagspanningsnetten, die de distributie van elektriciteit verzorgd in Noord-Nederland. Net op 10 mei 1940 zou hij moeten opkomen voor militaire dienst, wat niet doorgaat wegens de Duitse invasie. Op een bepaald moment worden volwassen mannen door de Duitsers opgeroepen voor de “Arbeitseinsatz”, maar als personeelslid van een nutsbedrijf krijgt hij hiervan vrijstelling, net als zijn collega’s.
Hij wordt actief in het verzet, luistert in het geheim naar Radio Oranje met collega’s op de zolder van het bedrijf. Daar ook beginnen ze documenten te vervalsen : Ausweizen, voedselbonnen e.d., zij beschikken over de nodige middelen daar ze een allen beroepstekenaar zijn. Ze vormen een hechte groep. Vergaderingen van de verzetsgroep (aant. Erik Dijkstra: illegale pers “De Bosgeus”) vinden vaker plaats aan het Van Brakelplein waar, terwijl er soms wapens op tafel liggen, het touwtje door de brievenbus hangt. Eigenlijk vindt Ebbe het deelnemen aan het verzet vooral spannend en avontuurlijk, blijkbaar is hij zich nog niet zo bewust van de gevaren.
Dan worden de mannen toch opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Ebbe duikt onder bij een weduwe aan de Tsaar Peterstraat. Zij verbergt nog een jonge verzetsstrijder, Luppo Jan de Vries. De moeder van Ebbe heeft het ondertussen behoorlijk moeilijk : man en zoon ondergedoken, de familie van wie ze weinig of geen nieuws ontvangt. Moeder vraagt haar zoon of hij ondanks de risico’s naar Friesland zou willen gaan om te informeren naar haar man en de rest van de familie. In het najaar 1944 vertrekt Ebbe op de fiets naar Friesland, naar Boornbergum, waar moeders familie woont. Onderweg, fietsend door de bossen komt hij twee boerenknechten tegen die hem in het Fries waarschuwden : “Ga niet over Drachten, er vinden razzia’s plaats, alle mannen worden opgepakt”. Blijkbaar onvoldoende doordrongen van de ernst van de waarschuwing fietst Ebbe Bolhuis doodgemoedereerd wel over Drachten en daar wordt hij inderdaad opgepakt en zijn fiets afgepakt. Hij komt terecht in de beruchte gevangenis van Leeuwarden “de Blokhuispoort”. Daar wordt hij opgesloten in een cel, waar ze met z’n zestienen zitten in een ruimte die voor 4 gevangenen bedoeld is.
In het begin was het heel gezellig” vertelt hij, “allemaal jonge mannen, Friezen veelal, ieder met zijn eigen verhaal en belevenissen. Zij die al langer zitten luisteren gretig naar het nieuws uit de buitenwereld o.a.. Maar na een paar dagen ontdek je ieders onhebbelijkheden, alles herhaalt zich, je gaat elkaar irriteren. Ook het gebrek aan ruimte, vooral de onzekerheid over je eigen lot, het karige voedsel, voor velen het gebrek aan sigaretten. En ook de spelletjes gaan vervelen, de eentonigheid van de dagen. ’s Avonds worden binnen de cel die in vieren verdeeld wordt door afscheidingen, in elk deel 4 man opgesloten op 4 britsen met in het midden een ton om je behoefte te doen. De ton stinkt, loopt over, je slaap wordt voortdurend gestoord, het is er benauwd”.
Zo nu en dan wordt iemand voor verhoor weggehaald, sommigen komen niet terug. Via via hoor je dat mensen gefusilleerd zijn. De ongerustheid groeit. En inderdaad, op een dag wordt Ebbe ook opgehaald om verhoord te worden. Hij houdt er rekening mee dat het slecht kan aflopen. Het verhoor is wel wat dreigend, soms zwaait de Duitse officier met zijn pistool, maar dank zij zijn zorgeloze natuur wordt Ebbe niet echt bang . Bovendien, op de vragen die hem gesteld worden heeft hij echt geen antwoord en misschien wordt hij ook niet gezocht voor aanslagen of ander ernstig vergrijp, hij kan ongeschonden terug naar zijn cel. Toch wel opgelucht!
Een tijdje later, hij heeft totaal 4 weken in de Blokhuispoort gezeten, worden de mannen in een bus gedreven en gaan ze op weg, niet wetend waarheen. Het lukt Ebbe om een briefje uit het raam van de bus te gooien en ziet voordat de bus vertrekt, dat iemand het briefje opraapt. Het blijkt later dat het briefje wel bezorgd is bij de Friese familie. Zo belandt Ebbe Bolhuis, waarschijnlijk in oktober ’44, in het Strafkamp Yde. Het weer wordt alweer wat kouder en hij heeft geen andere kleren bij zich dan wat hij droeg op het moment van zijn aanhouding. Ze zijn al niet schoon meer en lang niet toereikend straks in de wintermaanden. Een zware periode vangt aan voor alle arrestanten.
In het lagere schooltje van Yde wordt hij met meerdere mannen in één vertrek vastgehouden. Ze slapen op de grond waar een laag stro op ligt. Er is wel een kachel, waarboven lijnen gespannen zijn om de was te drogen. Op die kachel wordt de koffie of de soep warm gehouden. Valt er een sok of ander kledingstuk in de pan, die wordt eruit gevist en men eet of drinkt verder ; je gaat geen kostbaar vocht of voedsel weggooien in die barre omstandigheden! Door de stro en de slechte hygiëne komen de mannen onder de luizen te zitten. Het jeukt niet alleen heel erg, maar soms vreten de beestjes de huid weg en maken open wonden. De “sanitäter”, de aangestelde “dokter”, is een fietsenmaker, bovendien zijn er geen verband- of geneesmiddelen aanwezig. Dus ook voor opgelopen wonden, ziektes en ander ongemak is er geen remedie.
Het werk bestaat uit het graven van tankgrachten in de omgeving. De mannen moeten in rijen van drie opmarcheren over de rijksweg, in hun vodden en vertrapte schoenen of op klompen, wat ze maar aanhadden bij hun arrestatie. Er moet ook gezongen worden. Soms heffen ze een patriottisch lied aan, de Duitsers weten toch niet wat er precies gezongen wordt. Moet iemand plassen onderweg, dan roept hij “pinkeln!”, de groep moet dan blijven staan en de man moet op zijn plek in de rij zijn plas doen. Er wordt aangespoord, gedreigd en ook geslagen. Eenmaal ter plekke proberen de mannen zoveel mogelijk de werkzaamheden te vertragen. Maar hoe dan ook, het is zwaar. Sommigen, zoals Ebbe Bolhuis, die de aarde nooit hebben bewerkt krijgen kapotte handen. Ook door de kou, de regen en de wind worden ze geplaagd. Terug in het schoollokaal hebben ze maar één verlangen na de maaltijd, een beetje stro over zich heen gooien en gaan slapen.
Als de Duitse bewakers zelf onder de luizen komen te zitten vinden ze dat het tijd wordt voor een rondje ontluizen. Dit gebeurt in het AZG, het Academisch Ziekenhuis Groningen, voorheen de naam van het UMCG. De mannen en hun begeleiders lopen in formatie van Yde naar de Oostersingel in Groningen. Bij het ontluizen gaan alle kleren en ook de schoenen uit en deze worden in een desinfecteermachine gestopt, ook die van de Duitse bewakers. Naakt houden zij hun geweer aan de schouder en dat is een nogal mal gezicht. Voor de gevangenen is het een kleine voldoening de fiere soldaten in zo’n belachelijke positie te zien. De kleren komen terug, sommige gekrompen, soms zelfs de schoenen, wat wel een probleem is.
Een tijdje vóór de ontluizing heeft Ebbe Bolhuis een infectie opgelopen aan zijn rechterhand. Er komt pus uit de wond en de arm is ook al rood, het doet natuurlijk erg pijn. Hij bedenkt dat nú de gelegenheid zich voordoet om er is aan te laten doen. Als ze weer in de kleren door een gang lopen, ziet hij een verpleegster en klampt haar aan. Of ze alsjeblieft naar zijn hand wil kijken. De verpleegster schrikt van de ernst van de wond, ” bloedvergiftiging” zegt zij en roept er snel een arts bij. De arts besluit dat er onmiddellijk geopereerd moet worden. Na wat geharrewar met de Duitse leider uit het kamp stemt hij erin toe, maar wil meegaan in de operatiekamer. Hieraan weigert de arts mee te werken: “U bent buiten de baas, hier ben ik het”, en sluit de deur voor de neus van de Duitser.
Na de ingreep willen de Duitse autoriteiten dat de patiënt gewoon meegaat terug naar Yde. De medicus en de verpleegster vinden er wat op : mijnheer Bolhuis heeft een drain door zijn hand en moet elke dag naar het ziekenhuis komen voor een sodabad, totdat de wond schoon is en daarom kan hij beter zolang in de stad verblijven. Dit gaat zomaar niet, vinden de Duitsers. Iemand moet er garant voor staan dat hij, als de behandeling afgelopen is, terug zal komen naar het kamp. De moeder van Ebbe, toch al z’n bang mensje, moet komen en in aanwezigheid van de Duitser een document ondertekenen waarop staat dat haar zoon zich aan de afspraak zal houden. Anders wordt zij ook opgepakt of nog erger.
Het is inmiddels al maart-april 1945. De hand is genezen. Ebbe hoeft niet meer naar het ziekenhuis voor sodabaden of controle. Maar hij peinst er niet over om terug te gaan naar Yde. Hij wikkelt zijn hand en arm in wat lappen, verband erover heen en daarover een mitella. En terwijl er geen enkele gezonde man tot werk in staat nog in Groningen rondloopt, banjert hij door de stad en wacht zo de bevrijding af. Hij is nimmer aangehouden.
In de periode dat Ebbe Bolhuis gevangen zat is er een inval geweest op zijn schuiladres in de Tsaar Peterstraat. Bolhuis konden ze niet vinden, maar Luppo Jan de Vries had geen tijd om te ontsnappen. Hij is opgepakt en later in Neuengamme omgekomen.
Zodoende is Ebbe Bolhuis door zijn toevallige arrestatie in Friesland aan de dood ontsnapt.
Georgette (Bolhuis-) Schwartz juni 2013