Hieronder de zelfgeschreven herinneringen van Sije van der Woude, woonachtig in Australië. Alhoewel hij gelijktijdig met zijn neef Jan Loonstra in strafkamp Yde zat, hebben ze toch hele andere ervaringen. Sije is in 2018 overleden.
Ik zal proberen om u te vertellen wat ik nog weet van mijn tijd in strafkamp Yde en waarom ik daar terecht was gekomen. Ik moet beginnen in 1939. Ik had een broer in het Nederlandse leger in Limburg uit geweken door België, Frankrijk naar Engeland. Wij hadden een radio welke later bij de Duitsers ingeleverd moest worden wat niet gebeurd was en wij vaak naar de Engelse zender luisterden waardoor we wisten dat mijn broer daar was.
Mijn andere broer werd in 1943, geloof ik, door Duitsers aangehouden. Hij had een datum verandert op zijn ausweis en toen ze daar naar informatie zochten is hij gevlucht. Maar de Duitsers hadden het thuisadres, dus moest de radio verdwijnen.
In 1944 geallieerde landing in Frankrijk, radio uit schuilplaats om te luisteren naar de berichten. Eind Oktober midden in de nacht werden we uit bed gehaald. Vier Duitsers en een hond zochten om mijn broer (die was niet weer thuis geweest na zijn vlucht) vonden de radio en ik moest mee met de radio onder mijn arm tussen vier Duitsers in naar Hallum lopen. Ik waarschuwde mijn ouders niet thuis te blijven daar ze waarschijnlijk terug zouden komen (wat gebeurd is). De volgende morgen werd ik naar Leeuwarden naar de gevangenis gebracht, met 10 man op 4-persoons cel. We hadden contact met naburige cellen door de verwarmingsbuizen. Op de 2de november werd ik opgehaald en ‘s morgens vroeg door de SS ondervraagt. De hele dag lang steeds dezelfde vragen en ik werd tussendoor opgesloten in een donkere kamer van1 bij 2 meter. Als je daar uit kwam stond je onder een groot licht. ‘s Avonds net voor ze mij terug brachten had ik de keuze; tekenen dat ik vrijwillig naar Drenthe wilde gaan, anders moest ik naar Duitsland. Een moeilijke keuze dus.
Na ongeveer een week (datums en namen weet ik niet) werden we in twee vrachtwagens met moffen achterin, op weg gesteld naar Drenthe, werd ons verteld (het bleek de waarheid te zijn). Onderweg kregen we gezelschap van Engelse vliegtuigen. We moesten uit de auto’s en in het gras liggen. Nadat de vliegtuigen een paar keer over zijn gegaan verdwenen ze. We kwamen in Vries aan, bleek daar was geen ruimte voor ons. We zijn toen naar Yde gebracht. Ik weet niet meer of wij de eersten waren of niet, we hadden genoeg keuze waar we wilden slapen. De meesten hadden alleen maar de kleren die je aan had. De volgende morgen opgesteld in rijen van drie moesten naar het werk marcheren. Bij Yde moet een grote afvalheuvel zijn. We moesten daar loopgraven graven in as en afval. Als gedenkteken heb ik daar een BOLS jenever kruikje van. Het was nat en koud. De volgende dag hetzelfde, maar had een paar klompen gevonden met grote gaten er in. Mijn klompen verbogen onder de kachel welke op een kleine verhoging stond. De derde dag niet naar het werk, want er was geen wacht.
Bij de school ben ik kennis wezen maken in café Timmer. Daarna nog eens een dag gewerkt, maar vaak had ik iets en ging dan aardappels jassen bij Timmer, die de meisjes dan ‘s avonds brachten. Ik was ondertussen goede kennis met Feddema. Hij was een onderwijzer aan de hoge school in Ferwerd. Hij was tolk geworden (was leraar Duits) en wist ook dat ik liever niet werkte. Ik ben ook niet vaak wezen werken, had later altijd grote wonden aan mijn benen vandaar dat ik niet kon lopen (als er Duitsers in de buurt waren). Later was er een hospik of hoe dat ook heet. Die moest die wonden verbinden. Het was een Limburger, had altijd een muts op tot over zijn oren. Hij was niet te vertrouwen, kon best een NSB’er geweest zijn.
Er kwamen steeds meer in de school, de lokalen waren vol, ze waren al op zolder. De wc liep over en luizen waren in meeste lokalen. Als er iemand ontsnapte had je de meeste herrie, want ook de moffen waren bang dat als er teveel verdwenen dat zij naar het oostfront verplaats zouden worden. Tussen kerst en nieuwjaar, of net na nieuwjaar, waren er een stel (ik geloof van vijf) weg. Iedereen moest de lokalen uit. Ik vertelde dat ik grote wonden had en niet kon lopen, werd er uit gesleurd en tegen een boom gezet. Dan zit je hard je wel in de keel als je in een revolver kijkt. Dankzij Feddema, die heeft hem er uit gepraat. Toen werd me gezegd, nadat hij mijn benen zag, dat ik naar de dokter moest waar ze me de volgende dag op een wagentje (ik kon niet lopen) naar toe brachten. Ik kreeg daar pilletjes die de hospik me iedere dag moest geven ( 2 per dag). Ik slikte er een, om die andere voor later te bewaren.
Nog een tijd in de school gezeten voordat ik in de vrije ploeg kwam. Ook daar niet lang gewerkt. Een zonde om die weilanden van die boeren te vernietigen. Ik had weer wonden aan mijn benen, kreeg weer medelijden van de hospik. Toen we besloten om naar huis te gaan kwamen de tabletten die in reserve waren goed van pas.