Over de auteur

Wilt u meer weten over de auteur?

Meer informatie

Boek kopen

Klik hier om Spitten voor de vijand te bestellen

Meer informatie

Meer weten?

Wilt u meer weten over de tewerkstelling in Drenthe?

Meer informatie

SPITTEN VOOR DE VIJAND

Het oorlogsdagboek van zijn opa was voor schrijver Erik Dijkstra aanleiding om onderzoek te doen naar een vergeten strafkamp in Drenthe. Wat volgde was een reis door de geschiedenis waarin bijzondere ontdekkingen werden gedaan en veel betrokkenen voor het eerst hun verhaal vertelden. De vele brieven, dagboeken en getuigenissen vertellen samen het verhaal van strafkamp Yde en de tewerkstelling in Drenthe.

HOOFDSTUK 1 DE JACHT OP MANNEN

Op dinsdag 6 juni 1944 kleurden de stranden van Normandië rood van het bloed. Er werd een verbeten strijd gevoerd om de Atlantikwall te veroveren. De geallieerde opmars ging langzamer dan verwacht. Het gaf de Duitsers gelegenheid om in hoog tempo de Westwall opnieuw in staat van verdediging te brengen. De Westwall moest worden uitgebreid om het steeds kleiner wordende Duitse Rijk te verdedigen. In augustus 1944 gaf Hitler het bevel om een nieuwe linie op te werpen van Zwolle tot aan Delfzijl, als uitbreiding op de bestaande IJssellinie. Dit deel werd de Assener Stellung genoemd, een door inundaties aangevulde verdedigingslinie met dubbele tankgrachten die de plaatsen Meppel, Assen, Groningen en Delfzijl met elkaar verbond.

Voor de aanleg van de verdedigingslinies was veel mankracht nodig. Via de gemeenten werden tienduizenden mannen uit de nog bezette gebieden opgeroepen om te werken aan de Duitse verdedigingswerken. Er werd gedreigd met executie en brandstichting indien er zich te weinig ‘spitters’ zouden melden. Veel burgemeesters en ambtenaren weigerden hieraan mee te werken en doken onder. De dwangarbeiders, voornamelijk Friezen, werden tewerkgesteld aan de bouw van tankgrachten, loopgraven en schuttersputjes, vaak onder slechte omstandigheden. Voor de Duitsers was het belang groot om de geallieerden zo lang mogelijk tegen te houden. Er werd dan ook hard opgetreden tegen weigeraars.

HOOFDSTUK 2 DUIKEN OF MELDEN

Op dinsdag 3 oktober 1944 vertrokken uit Leeuwarden de eerste transporten naar Drenthe. De opkomst van zo’n vierduizend man was groot. De geruchten dat bij onvoldoende opkomst represailles plaats zouden vinden zal hieraan hebben bijgedragen. In een tien wagons lange trein van de Duitse Bundesbahn, getrokken door twee locomotieven, verlieten de beide groepen het station. Na een lang oponthoud vertrok de trein richting Groningen. Naarmate de rit duurde, steeg ook de spanning. Het was voor iedereen onzeker wat de bestemming was, ondanks de toezegging dat de werkzaamheden in de noordelijke provincies plaats zouden vinden.

De reis ging gelukkig zuidwaarts richting Assen, waar tussen Vries en Zuidlaren moest worden uitgestapt. De gravers marcheerden af naar dorpen als Tynaarlo, Zeegse en De Punt, waar ze onderdak vonden in stallen en schuren. Het was al snel duidelijk dat de omstandigheden een stuk slechter waren dan beloofd. Van verstrekking van extra levensmiddelen was geen sprake en toen na enkele weken de dag naderde dat het eerste transport afgelost zou worden, bleek dit wederom een loze belofte van de Duitsers te zijn. Deze woordbreuk veroorzaakte veel onrust, niet alleen onder de gravers. De slavenjacht ging onverminderd door en kreeg een steeds harder karakter. Er werd tijdens de razzia’s geschoten en er vielen steeds meer dodelijke slachtoffers.

HOOFDSTUK 3 DRENTHE GRONDIG VERNIELEN

Op 17 september 1944 werd in Vries Café Homan gevorderd door de Arbeidsdienst en café Van Wijk door de Organisation Todt. Een dag later arriveerden er driehonderd mannen van het kamp van de Arbeidsdienst uit Marum in het dorp, samen met vijfhonderd tewerkgestelden. In de weken daarna kwamen er steeds meer ‘spitters’, voornamelijk uit Leeuwarden, die allemaal onderdak nodig hadden. Op 15 oktober werkten er al zo’n negentienhonderd man aan de loopgraven en tankgrachten in de omgeving van Vries. Twee weken later kwamen daar nog vijftienhonderd Leeuwarders bij.

De lagere school van Yde werd ingericht als strafkamp voor degenen die als onderduikers tijdens de vele razzia’s, of door verraad, werden gepakt. Een van die mannen was Eelke Dijkstra. Samen met dertig anderen werd hij op in november 1944 vanuit het Huis van Bewaring in Leeuwarden overgebracht naar Yde. Ze werden ondergebracht in de gemeenteschool, lagen op vervuild stro en moesten elke avond de luizen uit hun hemden plukken. Op het schoolplein werd niet meer gespeeld maar was er elke dag appel en werd er gedreigd met executie. De mannen werden tewerkgesteld aan Duitse verdedigingswerken. Ze moesten tankgrachten en loopgrachten graven, graszoden afsteken, bomen kappen en takkenbossen maken.

HOOFDSTUK 4 DE WEG TERUG

Veel spitters hebben geprobeerd om het werk te ontvluchten. Het drossen van spitters was een groot probleem voor de bouwleiding. Deze bouwleiding stond onder hoge druk om de verdedigingswerken op tijd af te krijgen. De geallieerden rukten op en er moesten meters gemaakt worden. Niet iedereen durfde het aan om te vluchten. De reis terug naar Friesland was er één vol gevaren en de kans om opgepakt te worden was groot. Te voet, en ook per fiets, duurde de reis een aantal dagen en men was genoodzaakt om onderweg onderdak te zoeken. De mannen hadden geen persoonsbewijs meer, omdat ze deze in hadden moeten leveren bij aankomst in Yde. De Landwacht patrouilleerde regelmatig en bij arrestatie kon men rekenen op een aantal weken gevangenis of erger nog, te worden uitgezonden naar Duitsland.

De vluchtelingen konden rekenen op steun van een groep dorpsbewoners. In het diepste geheim onderhielden zij contact met de ondergrondse en zorgden ze voor onderduikplekken en veilige routes langs betrouwbare onderduikadressen. De caféhoudster Mettien Timmer heeft hierin een cruciale rol gespeeld. Dankzij haar hulp wisten tientallen gevangenen van strafkamp Yde te ontsnappen en zorgde ze ervoor dat hun bagage werd nagezonden. Vrouw Timmer zorgde samen met haar twee dochters daarnaast ook voor extra voedsel en medicijnen. Uit de vele dankbrieven die tijdens en na de oorlog zijn gestuurd blijkt hoeveel ze heeft betekend voor de gevangenen.

HOOFDSTUK 5 HET BLOMQUIST BEVEL

In september 1944 nam de leider van de Hitlerjugend in Nederland, Willi Blomquist, zijn intrek in een fraai kantoorpand aan de Nassaulaan 8 in Assen. Hij kreeg de functie van Oberabschnittleiter van het Arbeitsbereich van de NSDAP en was daarmee verantwoordelijk voor de aanleg van de Assener Stellung. Blomquist stond onder enorme tijdsdruk om de verdedigingswerken op tijd af te krijgen voordat de geallieerden hun opmars zouden vervolgen. Hij wilde hard optreden tegen weglopers en vaardigde op 8 november 1944 het bevel uit dat mannen die zonder toestemming het werk hadden verlaten en op weg waren naar huis, gevangengenomen moesten worden. De helft van hen moest ter plaatse worden doodgeschoten en op hun lijk moest een bordje worden geplaatst met de tekst “Heb arbeid geweigerd en getracht onrechtmatig naar huis te gaan”.

Het Blomquist-bevel werd drie keer uitgevoerd, waarbij vier slachtoffers te betreuren vielen. Deze moorden hadden grote impact door het feit dat de lichamen langere tijd op openbare plekken moesten blijven liggen en er veel mensen, waaronder ook kinderen, getuige van waren. Op 15 november waren twee jonge mannen, Piebe Hoekema en Freerk de Jong in Peize door Landwachters gearresteerd nadat ze uit strafkamp Yde waren ontsnapt. Twee dagen later werden de twee Groninger spitters Israel Muller en Jan Meelker ook in Peize gearresteerd. Hun arrestatie zou leiden tot het fusilleren van hun voorman Gerrit Spaans. Een week later werd George Hoffman in Assen in koelen bloede vermoord. Wie waren de daders en werden ze ooit berecht?

HOOFDSTUK 6 DE WEG NAAR VRIJHEID

Als begin april 1945 de geallieerden het noorden van Nederland bereiken, groeit de onrust bij de spitters. Wat zou er met ze gebeuren? De geruchten gaan dat de dwangarbeiders door de terugtrekkende Duitsers meegenomen worden naar Duitsland. Dat gerucht lijkt waarheid te worden als op 8 april de spitters uit hun kwartieren worden gehaald en onder strenge bewaking op transport worden gesteld naar het oosten. De mannen van strafkamp Yde worden naar Schoonoord gebracht waar ze wederom tankgrachten moeten graven. Ze worden ondergebracht in een school en horen continu het geluid van geallieerde vliegtuigen en kanongebulder.

Op woensdag 11 april zijn de bewakers plotsklaps verdwenen, de gevangenen in verbijstering achterlatend. Wat moeten ze? Een deel besluit om richting het westen te lopen. Er volgt een lange tocht door frontgebied. Ze lopen zoveel ze kunnen en slapen in schuren en hooibergen. Een andere groep besluit om de bevrijding af te wachten. Ze krijgen onderdak bij een boer in de omgeving van Orvelte.

De sporen van hun verblijf zijn 70 jaar later nog steeds zichtbaar.

Recensies

In Dijkstra’s boek komen diverse thema’s rond de strafkampen aan bod. Erik Dijkstra doorspekt deze verhaallijn met persoonlijke herinneringen van tal van betrokkenen. Deze combinatie zorgt voor een inhoudsrijk, leerzaam en spannend boek.

Enne Koops – Historiek.nl

Dijkstra’s boek is hiermee alsnog een terechte toevoeging aan de bezettings- en kampliteratuur en is boeiend voor lezers die zijn geïnteresseerd in de Drentse en Friese (oorlogs)geschiedenis. Het maakt ook nieuwsgierig naar Dijkstra’s eventuele volgende onderwerpen, want spitten in de historie, dat kan hij.

Ankie Lok – De leesclub van alles

Het doorlezen vraagt enige moeite en wordt verteerbaar gemaakt met persoonlijke getuigenissen, aanvullende informatie en goed gekozen beeldmateriaal. Het boek is een bijzonder eerbetoon van een kleinzoon aan zijn grootvader en een blik van respect aan alle getroffenen in die moeilijke periode. De website spittenvoordevijand.nl werkt het geheel af.

Geert Vandamme – Biblion