Heilige Anthonius, ik heb het werk niet geweigerd, ik heb…
Het komt niet vaak voor dat de laatste woorden van een ter dood veroordeelde bewaard blijven. Bij de meeste executies tijdens de Tweede Wereldoorlog waren weinig getuigen aanwezig. Het gebeurde vaak in afgelegen gebieden waarbij pottenkijkers werden geweerd. Dat was anders op zaterdag 25 november 1944. Toen werd op klaarlichte dag, midden in het centrum van Assen een dwangarbeider en vader van twee kinderen doodgeschoten. Maar dat was zelfs nog niet genoeg. Zijn lichaam moest door andere dwangarbeiders bij de drukke Groningerbrug gelegd worden met een bord om de nek van het slachtoffer waarop stond “ik heb geweigerd te werken, dit is mijn verdiende straf”. Toen het bordje naar de zin van de moordenaars niet zichtbaar genoeg was, werd er opdracht gegeven om het bordje op een rechtopstaande spade te bevestigen. Het lijk van George Hoffman moest ter afschrikking de hele dag blijven liggen. George Hoffman werd het laatste slachtoffer van het Blomquist Bevel.
Willi Blomquist
In september 1944 nam de leider van de Hitlerjugend in Nederland, Willi Blomquist, intrek in een fraai kantoorpand aan de Nassaulaan 8 in Assen. Hij kreeg de functie van Oberabschnittleiter van het Arbeitsbereich van de NSDAP en was daarmee verantwoordelijk voor de aanleg van de Assener Stellungen, een aaneensluitende linie van verdedigingswerken op de lijn Assen-Groningen. Voor de aanleg van deze verdedigingswerken werden tienduizenden mannen uit de nog bezette provincies gehaald, voornamelijk uit Friesland. Assen werd vanaf september 1944 overspoeld door duizenden dwangarbeiders, mannen van de Arbeidsdienst en honderden Duitse militairen. De dwangarbeiders werden ondergebracht in leegstaande schoolgebouwen, bij mensen thuis en in het krankzinnigengesticht Port Natal aan de Beilerweg. Doordat er een gebrek was aan bewakingspersoneel zagen veel opgepakte mannen kans om te ontsnappen en weer naar huis terug te keren. De Duitsers stonden onder enorme tijdsdruk om de verdedigingswerken op tijd af te krijgen voordat de geallieerden hun opmars zouden vervolgen. Blomquist wilde hard optreden tegen de weglopers en vaardigde op 8 november 1944 het bevel uit dat mannen die zonder toestemming het werk hadden verlaten en op weg waren naar huis, gevangen genomen moesten worden. De helft van hen moest ter plaatse worden doodgeschoten en op hun lijk een bordje geplaatst met de tekst: “Heb arbeid geweigerd en getracht onrechtmatig naar huis te gaan”. Zelfverzekerd en trots op een dergelijk bevel maakte hij daarbij bekend, dat alleen hij ‘allein ich’ de verantwoordelijkheid ervoor droeg.
George Hoffman
De 47-jarige George Hoffman is een van de 350 Bolswarders die na een razzia in hun stad naar Assen zijn gebracht om daar te werken aan het bouwen van verdedigingswerken, zoals tankgrachten en loopgraven. George is in Assen werkzaam in de houtploeg. Hij is getrouwd, heeft twee kinderen en samen met zijn vrouw runt hij een winkel in huishoudelijk artikelen aan de Marktstraat 9 in Bolsward voordat hij begin november 1944 werd opgepakt en in Assen wordt tewerkgesteld. Hij wordt ondergebracht in de Dr. De Visserschool aan de Oosterhoutstraat en wordt ingezet in de houtploeg. George is een lange en een ietwat schuchtere man. Hij maakt een onbeholpen indruk en heeft moeite met het leggen van sociale contacten. Na werktijd gaat Hoffman meteen naar zijn slaapplek toe in het vervuilde stro. Hij zoekt weinig contact met anderen en is als de dood voor de Duitsers. Maar hij is behulpzaam en vriendelijk, te vriendelijk volgens zijn lotgenoten. Hij heeft ook ontzettend veel last van heimwee. Hij mist zijn gezin en wil niets liever dan naar huis. Hoffman verstuurt met behulp van een NSB’er een schriftelijk verzoek naar de Kolonnenführer Rudolf Busch om met verlof te mogen gaan. Busch is een veteraan uit de Eerste Wereldoorlog. Aan zijn linkerhand mist hij enige vingers. Hij heeft een klein postuur en heeft enkele gouden tanden. Het is een echte partijman, iemand die werkt volgens het boekje. Het blijkt dat de NSB’er op de envelop niet de juiste aanhef had gebruikt waardoor Hoffman wordt beboet en de verlofaanvraag ongeldig wordt verklaard. Hoffman spreekt over deze zaak met een verbindingsman uit Borger die Hoffman aanraadt om persoonlijk bij Busch verlof te vragen.
Assen, 25 november 1944
In de schuur van café Koops aan de Groningerstraat in Assen maken drie revolverschoten een einde aan het leven van George Hoffman. De uit Sneek afkomstige dwangarbeider Petrus Dijkstra is getuige en verklaart later het volgende:
“Ik was als corveeër in dienst van Kolonnenführer Busch. Ik zag dat Hoffman bij Busch op het kantoor moest komen. Op dat kantoor waren op dat ogenblik meerderen aanwezig, waaronder nog twee Kolonnenführers. Toen Hoffman enige tijd binnen was, kwam Kolonnenführer Busch in de stal bij mij. Hij zei tegen ons: “Ga jullie er uit”. Wij gingen er toen uit, sloten de deur en gingen buiten staan. Busch ging toen in het kantoor. Daarna kwam Hoffman uit Bolsward in de stal. Hij huilde. Ik vroeg hem toen en zeide: “Jongen, wat scheelt er aan?”. Hij zeide: “ik weet het niet”. Hoffman bleef toen alleen in de stal. Daarop passeerden ons Busch met twee andere Kolonnenführers. Zij gingen met zijn drieën in de stal, terwijl wij op geen meter afstand van hen stonden.
De deur van de stal was gesloten. Wij hoorden opeens een revolverschot. Daarop hoorden wij Hoffman roepen: “Heilige Anthonius, ik heb niet geweigerd”. Wij hoorden wij weer een schot waarna alle drie Kolonnenführers ons voorbij liepen naar het kantoor. Zij gingen toen weer in de stal en daarop hoorden wij nog een schot. Hierop ging de deur open en riepen de Kolonnenführers ons binnen. Busch zeide tegen ons: “Wat hier gebeurd is weten jullie, maar als jullie er een woord over zeggen krijgen jullie de kogel”. Wij moesten toen het lijk van Hoffman, dat op de grond van de stal lag, opnemen. Hoffman lag badende in zijn bloed op de grond. Wij pakten toen blijkbaar niet hard genoeg aan, want Busch bedreigde ons toen met zijn revolver en zeide dat wij het lijk bij de brug aan de grote verkeersweg moesten neerleggen. Wij hebben dit onder bedreiging gedaan. Ik moest daarna de stal schoon schrobben. Busch kwam hierop bij ons drieën met een papier, waarop in de Hollandse taal stond geschreven: “ik heb dienst geweigerd”. Dit papier moest ik Hoffman om de hals hangen. Hoffman had drie revolverschoten door zijn hoofd. Ik heb later het papier hoger moeten stellen aan de steel van een schop, opdat het voor een ieder goed leesbaar zou zijn.”
Voorbedachte rade
Uit andere getuigenverklaringen blijkt dat het bordje al een uur voor de moord geschreven is door een Nederlandse medewerker op het kantoor van Busch. Deze medewerker verklaart ook dat Busch gelijk na de moord telefonisch contact heeft gehad met Willi Blomquist die opdracht gaf aan Busch om het lichaam van Hoffman drie dagen te laten liggen. Zo ver komt het niet. Om ongeveer 13:30 uur wordt het lichaam binnengebracht bij het Wilhelminaziekenhuis. Verpleegster Pietje Keizer legt het lichaam af. Bij het omdraaien van het lichaam valt er een kogeltje uit wat ze bewaard. De dienstdoende arts, dokter Bast, verwijderd het bordje en verbrandt het. Op maandag 27 november wordt er aangifte gedaan van het overlijden van Georg Hoffman bij de Burgerlijke Stand van Assen.
Drie dagen later, op 28 november, wordt het Blomquist bevel op last van de Rijkscommissaris van Nederland, Dr. Seyss-Inquart, ingetrokken. Een dergelijk bevel zal Seyss-Inquart waarschijnlijk om politieke redenen te ver zijn gegaan. Blomquist deelt zijn Abschnittleiter die dag mee dat het bevel in opdracht van de Rijkscommisaris is ingetrokken. Arbeiders die na 28 november tijdens hun vlucht gegrepen worden, dienen in het vervolg aan de SD te worden doorgegeven met het verzoek ‘om directe behandeling’. Blomquist verwittigt zijn Abschnittleiter ervan, dat hij de BDS (Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD) verzocht heeft, zijn Einsatzkommando’s instructie te geven, tegen de arbeiders die door de Abschnittleiter worden gearresteerd, uiterst scherp en zo snel mogelijk op te treden. Op deze wijze hoopt hij ‘die propagandistische Wirkung auf die Masse der Arbeiter zu behalten’.
Nasleep
Voor de familieleden van de slachtoffers is het verdriet ondraaglijk. George Hoffman wordt op 30 november begraven op de rooms-katholieke begraafplaats te Bolsward. Zijn vrouw en beide kinderen vinden na de dood van hun man en vader onderdak bij een familie in Bolsward. Enkele tijd later vertrekken ze naar Wijchen.
Rudolf Busch wordt in 1947 door het oorlogstribunaal in Assen bij verstek ter dood veroordeeld. De moordenaar van Hoffman wordt voor het laatst gezien op de dag van de bevrijding van Assen, 13 april 1945, temidden van een groep krijgsgevangenen. Hij wordt later gesignaleerd in een krijgsgevangenenkamp in België waar hij brieven schrijft aan zijn maîtresse in Assen. Na zijn krijgsgevangenschap keert hij weer terug naar zijn woonplaats Dresden waar hij op 9 maart 1948 voor de denazificeringscommisssie moet verschijnen. Busch is dan werkzaam als portier. In zijn dossier staat dat hij sinds 1933 lid was van de NSDAP en van andere nationaalsocialistische organisaties zoals de DAF, de NSV en de NSKOV. Bij de commissie is echter niet bekend wat hij in Assen heeft uitgespookt. Busch verklaart tegenover de commissie dat hij een uniform heeft gedragen, in de Duitse overwinning heeft geloofd en dat hij mee wilde helpen om de goede zaak te dienen. Hij heeft er niet van geweten dat “Personen abgeholt worden sind”. Door de commissie wordt besloten Busch niet te straffen. Wel wordt hem verboden om leidinggevende functies te bekleden.
En Blomquist? Hij pakt na de oorlog zijn oude beroep als goudsmid weer op en runt met zijn vrouw tot zijn dood een juwelierszaak in Goslar.
Hieronder een fragment uit Strunen, verhalen van de bevrijding over de moord op George Hoffman.
Meer over het Blomquist Bevel en de gevolgen ervan kunt u lezen in mijn boek Spitten voor de vijand.
Met dank aan Johan Dijkstra van stichting Bolswards Historie voor het vinden van de foto’s van George Hoffman.